ECLI:NL:TADRSGR:2023:169 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-393/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:169 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-08-2023 |
Datum publicatie: | 09-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-393/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 9 augustus 2023 in de zaak 23-393/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 7 juni 2023 met kenmerk K080 2023, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft de advocaat van klager op 28 juli 2016 een voorstel gedaan
voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaak tussen klager en de cliënt van verweerder.
1.2 Op 18 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij systematische onwaarheden heeft verspreid in zijn brief van 28 juli 2016,
die bedoeld zijn om de band tussen klager en zijn kinderen te frustreren.
2.2 Klager erkent dat zijn klacht buiten de termijn van artikel 46g, eerste lid,
onder a, van de Advocatenwet is ingediend. Vanwege het juridisch conflict over de
omgang met de kinderen is hij de afgelopen jaren in een depressie beland waar hij
pas een half jaar geleden uit is gekomen. Hij heeft toen pas cognitief, psychisch
en emotioneel de gevolgen van de uitingen van verweerder ingezien. Klager verzoekt
daarom – zo begrijpt de voorzitter - om de termijnoverschrijding verschoonbaar te
achten en zijn klacht inhoudelijk te beoordelen.
3 BEOORDELING
3.1 Klager erkent dat sprake is van een overschrijding van de termijn van drie
jaar uit artikel 46g, eerste lid, onder a, van de Advocatenwet. Klager was vanaf
28 juli 2016 bekend met de brief en de bewoordingen van verweerder daaruit. Dat hij
nu pas beseft wat in de brief is gezegd, is niet voldoende om te spreken van een situatie
als bedoeld in artikel 46g, tweede lid, van de Advocatenwet. Dat betekent dat de klacht
niet-ontvankelijk wordt verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder
a, van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023.