ECLI:NL:TADRSGR:2023:164 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-1013/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:164
Datum uitspraak: 07-08-2023
Datum publicatie: 07-08-2023
Zaaknummer(s): 22-1013/DH/RO
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 augustus 2023 in de zaak 22-1013/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 maart 2023 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 augustus 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 december 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/89 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 1 maart 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 26 maart 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 26 juni 2023. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich niet kan verenigen met het verweer dat verweerder heeft gevoerd op de klacht en dat hij tot op heden niet meewerkt aan het komen tot een oplossing, maar klaagster negeert.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 Klaagster voert in verzet met name aan dat zij het niet eens is met het verweer dat verweerder heeft gevoerd op de klacht. Zij betwist de uitleg van verweerder en stelt dat verweerder onwaarheden heeft verteld, zoals zij ook in haar klacht naar voren heeft gebracht. Ter zitting heeft zij aangevuld dat het van verweerder kan worden verwacht dat hij feiten die zijn cliënt hem vertelt, zelf controleert. De raad volgt dat niet. De voorzitter heeft terecht overwogen dat het verweerder vrij staat om het standpunt van zijn cliënten te verwoorden. Bovendien heeft verweerder op de zitting aangegeven dat hij aan de hand van eigen waarnemingen en een brochure, geen reden had om te twijfelen aan wat zijn cliënt hem heeft verteld. De voorzittersbeslissing is in zoverre dus niet onjuist, en de verzetgrond slaagt niet.
4.3 Klaagster voert verder aan dat verweerder ook nu nog weigert te overleggen om tot een oplossing te komen. Dit is echter een omstandigheid die niet valt binnen de klacht waarover de voorzittersbeslissing gaat. Dit leidt dus evenmin tot een gegrond verzet. Overigens heeft verweerder op de zitting benadrukt destijds al aan de advocaat van klaagster te hebben aangegeven waarover zijn cliënten wel mogelijkheid zagen om tot een minnelijke oplossing te komen en gaf hij ter zitting aan dat zijn cliënten dat aanbod nog steeds doen.
4.4 Klaagster verzoekt de raad ten slotte nog om verweerder te veroordelen om de door haar geleden financiële en emotionele schade te vergoeden, verweerder te wraken en om te bepalen dat haar wederpartij een andere advocaat neemt. Het is aan de raad om te oordelen over de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld c.q. of de voorzittersbeslissing in stand kan blijven. Meer of anders is niet aan de raad.
4.5 Nu de raad ook verder niet is gebleken dat de voorzitter bij de beoordeling een onjuiste maatstaf heeft toegepast of relevante feiten en omstandigheden niet heeft betrokken, heeft de voorzitter de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet is in zoverre ongegrond.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. W.R. Arema en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2023.