ECLI:NL:TADRSGR:2023:162 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-372/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:162
Datum uitspraak: 02-08-2023
Datum publicatie: 04-08-2023
Zaaknummer(s): 23-372/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over het zich niet houden aan afspraken. Van overeenstemming was echter geen sprake. Evenmin is sprake van grievende uitlatingen. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 2 augustus 2023 in de zaak 23-372/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 1 juni 2023 met kenmerk R 2023/36, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 17.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 15 april 2021 heeft verweerder bij de deken een klacht ingediend over klager (bekend onder zaaknummer R 2022/45 / 22-427/DH/RO).
1.2 Op 2 september 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de deken, klager en verweerder. De deken heeft in een e-mail van die dag de tussen partijen gemaakte afspraken bevestigd:
“[Klager] zal [verweerder] een verklaring doen toekomen waarin hij toezegt geen gebruik te zullen maken van de kantoornaam van [verweerder] en van de namen van de advocaten die werkzaam zijn op het kantoor van [verweerder] voor marketing doeleinden, zoals voor Google Adwords.
Als de verklaring met de toezegging van [klager] voor [verweerder] afdoende is, trekt [verweerder] de klacht tegen [klager] in.
1.3 Bij e-mail van 6 september 2021 heeft klager aan verweerder en de deken onder meer geschreven:
“Hierbij bevestig ik namens [kantoor klager] dat wij vanaf heden geen [kantoor verweerder] dan wel de namen van u(w) medewerkers zullen gebruiken in onze Google Adwords campagnes.
Het voorgaande uiteraard onder de voorwaarde dat de klacht wordt ingetrokken danwel deze kwestie hiermee is afgedaan.”
1.4 Verweerder heeft op 7 september 2021 gereageerd en onder meer geschreven:
“De toezegging van [klager] lijkt inderdaad voldoende, maar mocht [kantoor klager] op dezelfde wijze willen adverteren dan graag de volgende aanvulling om er zeker van te zijn.
Ik zou graag willen dat [kantoor klager] haar ICT-mannetje als volgt instrueert (…). Het is uiteraard de uitwerking van de afspraken die wij maken echter biedt dit mij voldoende zekerheid om mijn klacht in te trekken.”
1.5 Verweerder heeft in een e-mail van 24 september 2021 aan klager en de deken onder meer geschreven:
“De toezegging van [kantoor klager] is niet betrouwbaar en zoals zij zelf ook beseft niet controleerbaar. [Klager] neemt geen enkele verantwoordelijkheid, verschuilt zich achter Google en blijft nog steeds onrechtmatig adverteren op naam van [kantoor verweerder].
Met onderstaande reactie bevestigt [klager] dat zij cliënten ronselt van [kantoor verweerder]. Zij heeft lak aan de gedragsregels en gaat er aan voorbij dat zij zich moet gedragen zoals een behoorlijke advocaat betaamt. Als [klager] zoals zij zelf beweert geen kwaad wil heeft dan legt zij bloot hoe zij adverteert. Immers zij beschikt over alle informatie. Google verstrekt geen informatie. Wij zien enkel de misleidende resultaten van de advertenties. (…)
Als [klager] hier niet aan meewerkt dan verzoek ik de deken om de zaak door te zetten naar de Raad van Discipline.”
1.6 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:
“Afgesproken was om de zaak te laten rusten op de voorwaarde dat er vanuit onze zijde een toezegging zou worden gedaan dat [kantoor verweerder] en/of haar medewerkers niet zal worden gebruikt als zoekterm in Google Adwords. Niet meer en niet minder.
Die toezegging hebben wij inmiddels schriftelijk gedaan. [Verweerder] dient zich aan deze afspraak te houden en kan niet achteraf met aanvullende voorwaarden aanzetten. Mocht hij zich niet aan deze afspraken houden dan is dat niet alleen advocaatonwaardig maar ook verwerpelijk en onprofessioneel. (…)
Bovendien zal ik in die omstandigheid een officiële klacht bij uw Orde moeten indienen over deze wijze van handelen van [verweerder] ”
1.7 Op 14 oktober 2021 heeft de deken gereageerd op de hiervoor weergegeven correspondentie, waarbij hij partijen heeft opgeroepen de kwestie te laten rusten en geen klachten over en weer in te dienen.
1.8 Op 15 oktober 2021 heeft verweerder de deken verzocht de klacht tegen klager door te zetten naar de Raad van Discipline. De deken heeft aan dit verzoek voldaan. De klacht van verweerder over klager is door de raad ongegrond verklaard.
1.9 Op 14 oktober 2022 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft zich niet aan de gemaakte afspraken gehouden, ondanks het uitdrukkelijk verzoek van de deken om de klachtprocedure niet voort te zetten. Hiermee heeft verweerder gedragsregels 1, 5 en 24 overtreden.
b) Verweerder heeft zich in zijn e-mail van 24 september 2021 grievend uitgelaten over klager door klagers verklaring zonder gegronde redenen onbetrouwbaar te noemen, door klager te blijven beschuldigen van het bewust en opzettelijk ronselen van cliënten van verweerders kantoor en het opzettelijk onrechtmatig blijven adverteren met de naam van verweerders kantoor zonder hiervan overtuigend bewijs te leveren. Hiermee heeft verweerder gedragsregel 1, 7 en 24 overtreden.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerder allereerst dat hij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. Klager gaat echter voorbij aan het feit dat verweerder op 7 september 2021 een aanvullend verzoek heeft gedaan, waar klager vervolgens niet mee akkoord ging. Van overeenstemming tussen partijen was dus geen sprake. Het stond verweerder dan ook vrij om zijn klacht tegen klager voort te zetten.
4.2 Klager klaagt daarnaast over de – volgens hem – grievende uitlatingen van verweerder in de e-mail van 24 september 2021. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Klager en verweerder zijn over en weer scherp in hun uitlatingen naar en over elkaar. Verweerder heeft in de gewraakte e-mail duidelijk gemaakt dat klagers toezegging voor hem onvoldoende zekerheid bood en zijn standpunt gegeven over het gedrag van klager. Dat kan klager als grievend hebben ervaren, maar onnodig grievend is het niet.
4.3 Van schending van de (door klager genoemde) gedragsregels is de voorzitter niet gebleken. De klacht is dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.