ECLI:NL:TADRSGR:2023:161 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-371/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:161 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-08-2023 |
Datum publicatie: | 04-08-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-371/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij in een echtscheidingszaak in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 2 augustus 2023 in de zaak 23-371/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
en
klaagster
gemachtigde: [klager]
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 31 mei 2023 met kenmerk K205 2022 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerster van 20 juni 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure.
Onderdeel van deze procedure was het gebruik en de verdeling van de echtelijke woning
aan [adres]. Klaagster had een werkruimte in de echtelijke woning.
1.2 Klager is in deze procedure bijgestaan door een advocaat. De ex-partner is
vanaf augustus 2021 bijgestaan door verweerster.
1.3 Op 23 september 2021 is van de zijde van klager een verzoekschrift tot echtscheiding
met nevenvoorzieningen ingediend.
1.4 Op 17 december 2021 is van de zijde van klager een procedure tot het treffen
van voorlopige voorzieningen aanhangig gemaakt.
1.5 Bij beschikking van 4 februari 2022 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige
voorziening onder andere bepaald dat de ex-partner voor de duur van de echtscheidingsprocedure
bij uitsluiting van klager gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning
alsmede dat klager de woning dient te verlaten en niet meer mag betreden. Ook heeft
de rechtbank bepaald dat klager alle lasten van de echtelijke woning dient te voldoen.
1.6 Vervolgens zijn klager en zijn ex-partner (nader) met elkaar in overleg getreden
en tot overeenstemming gekomen. De gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een echtscheidingsconvenant.
Klager en de ex-partner hebben dit convenant op 9 september 2022 bij verweerster op
kantoor ondertekend. Het convenant maakt onderdeel uit van het dossier. In het convenant
is onder meer opgenomen:
“De man heeft het nettobedrag ad € 90.000,- op 1 augustus 2022 in depot gestort op
de derdengeldrekening van het kantoor van [verweerster], de advocaat van de vrouw.
Partijen komen overeen dat de advocaat van de vrouw het nettobedrag ad € 90.000,00
aan de vrouw overmaakt nadat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten én nadat
het notariële transport van de echtelijke woning aan de man heeft plaatsgevonden.
1.7 Verweerster heeft het ondertekende convenant – na akkoord van klagers advocaat
– op 9 september 2022 ingediend bij de rechtbank, met het verzoek de echtscheiding
tussen partijen uit te spreken alsmede het convenant aan de beschikking te hechten
en te bepalen dat dit onderdeel van de beschikking zal uitmaken.
1.8 Klager heeft zich op (onder meer) 12 september 2022 rechtstreeks tot de rechtbank
gewend en – kort gezegd - aangegeven het er niet mee eens te zijn.
1.9 Op 19 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.10 Klagers advocaat heeft de rechtbank op 12 oktober 2022 bericht dat klager
nog steeds akkoord is met het door verweerster ingediende convenant, met het verzoek
het convenant op te nemen in de af te geven beschikking.
1.11 Op 24 november 2022 heeft de rechtbank de echtscheidingsbeschikking tussen
partijen gewezen. Klager heeft 29 november 2022 een akte van berusting getekend.
1.12 Op 27 december 2022 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers
van de burgerlijke stand.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
dat de oplevering van de echtelijke woning aan Roemer 37 verkeerd is gegaan door toedoen
van verweerster. Meer specifiek verwijt hij verweerster het volgende.
1) Verweerster heeft klager gedwongen een echtscheidingsconvenant te ondertekenen
terwijl het aantal sleutels niet in orde was.
2) Er is een schadepost van € 20.000,- en meer ontstaan, nu er een vierde sleutel
ontbreekt en er geen tuinonderhoud heeft plaatsgevonden.
3) Klager weet niet ‘hoe het zit’ met de (vermeende) fraude ter zake van Klaverblad,
klager weet niet hoe hij dit moet oplossen en heeft een schade post van € 3.200,-.
4) Klager is een ‘RVO-subsidie’ van € 4.500,- misgelopen doordat hij geen foto’s
van de echtelijke woning kon maken.
5) Bij de berekening van het overbedelingsbedrag is geen rekening gehouden met
de aftrek van schade (aan de tuin en het huis, door het ontbreken van de vierde sleutel
en schade RVO).
6) Verweerster heeft geen melding gedaan van fiscale fraude door haar cliënte dan
wel door de broer van de cliënte.
7) Klager heeft geen documentatie gezien van het door de ex-partner gestelde geïnvesteerde
bedrag in de echtelijke woning. Hier is door klagers advocaat een week voor het tekening
van het convenant om gevraagd.
8) Verweerster is op eigen houtje gaan toerekenen naar een uitkoopbedrag van €
90.000,- voor haar cliënte. Dit is € 2.000,- te veel.
9) Verweerster heeft klager staatloos verklaard, althans zij heeft geweigerd daar
onderzoek naar te doen bij de gemeente en heeft klager toegezegd dit te zullen oplossen.
10) Door toedoen van verweerster slaapt klager in een auto.
11) Verweerster heeft geweigerd het gas van de echtelijke woning af te sluiten
en werkt daarmee mee aan een bloedbad in Oekraïne.
12) Verweerster heeft geweigerd een huurder toe te staan in de echtelijke woning.
13) Verweerster is respectloos omgegaan met de schenking van klagers moeder.
14) Verweerster had moeten navragen of de ex-partner en haar dochter wel onderhoud
pleegden aan de tuin.
15) Verweerster heeft de termijn van bewoning tegen alle regels in met een jaar
verlengd.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Inhoudelijk toetsingskader
4.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf
die de tuchtrechter bij de beoordeling daarvan aanlegt, is mede ingegeven door de
kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende
in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt
te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid
is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich
niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten
mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat
bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij
niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts
dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het
feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan
op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het
voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient,
opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de
advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of
die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig
nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel 1
4.2 Klager stelt dat hij door verweerster is gedwongen het echtscheidingsconvenant
te ondertekenen. Klager heeft zijn stelling niet onderbouwd, terwijl verweerster dit
uitdrukkelijk heeft betwist en klagers advocaat bovendien aan de rechtbank heeft bericht
dat klager het eens was met het convenant. De voorzitter kan dan ook niet vaststellen
dat, zoals klager stelt, hij door verweerster zou zijn gedwongen tot ondertekening.
Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 2 tot en met 4
4.3 In deze klachtonderdelen maakt klager geen concrete verwijten aan verweerster,
althans hij heeft niet duidelijk gemaakt wat verweerster op deze punten precies heeft
gedaan of nagelaten. Bij gebreke van verdere duiding verklaart de voorzitter de klachtonderdelen
kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 5 en 8
4.4 Klager maakt verweerster verwijten over de berekening van het overbedelingsbedrag.
De voorzitter kan dat niet vaststellen dat verweerster geen rekening heeft gehouden
met bepaalde schade, omdat onderbouwing door klager ontbreekt. Datzelfde geldt voor
klagers verwijt dat verweerster zou hebben toegerekend naar een bedrag van € 90.000,-
terwijl dat te veel is. Klager is akkoord gegaan met het convenant waarin is opgenomen
dat een bedrag van € 90.000,- aan de ex-partner toekomt. Dat klager het daar achteraf
toch niet mee eens is, kan niet aan verweerster verweten worden. Ook dit klachtonderdeel
is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 6
4.5 Klager verwijt zijn ex-partner kennelijk fiscale fraude en vindt dat verweerster
daarvan melding had moeten doen. Klager heeft zijn verwijten niet onderbouwd. Dat
verweerster melding had moeten doen van fraude, nog daargelaten dat het ter beoordeling
is van verweerster of zij al dan niet melding doet, is de voorzitter niet gebleken.
Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 7
4.6 Klager verwijt verweerster dat zij gevraagde informatie niet heeft verstrekt.
Klager heeft niet aangetoond dat informatie is opgevraagd, nog los van de vraag of
verweerster vervolgens verplicht was die informatie te verstrekken. Bovendien is klager
akkoord gegaan met het convenant en dus met de daarin opgenomen investeringen. Dat
klager het daar achteraf toch niet mee eens is, kan niet aan verweerster verweten
worden. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen 9 tot en met 14
4.7 Klager maakt verweerster allerhande verwijten, maar de voorzitter ziet hierin
geen serieus te nemen klachten aan het adres van verweerster. Dat klager als gevolg
van een rechterlijke beslissing kennelijk in zijn auto heeft moeten slapen (althans:
niet in de echtelijke woning) valt niet aan verweerster te verwijten. De verdere verwijten
missen feitelijke grondslag en vallen buiten de invloedssfeer en/of verantwoordelijkheid
van verweerster. De klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 15
4.8 Klager stelt dat verweerster de termijn van bewoning (van de echtelijke woning)
tegen alle regels in met een jaar heeft verlengd. Klagers hebben al die tijd geen
gebruik kunnen maken van de werkruimte in de woning. Klager laat echter na te onderbouwen
dat verweerster de termijn tegen de regels in zou hebben verlengd. Verweerster heeft
onweersproken gesteld dat de ex-partner op grond van de beschikking van de rechtbank
en een tussen klager en de ex-partner gemaakte afspraak nog steeds gerechtigd is in
de voormalige echtelijke woning te verblijven. Dat verweerster een verwijt valt te
maken, is de voorzitter niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.9 Indien en voorzover klager ook nog andere klachten heeft willen voorleggen
aan de tuchtrechter, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om
de klacht duidelijk en ondubbelzinnig te formuleren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.