ECLI:NL:TADRSGR:2023:157 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-003/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:157 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-07-2023 |
Datum publicatie: | 31-07-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-003/DH/DH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een echtscheidingsprocedure. Niet gebleken dat verweerder niet partijdig was. De door verweerder verstuurde opdrachtbevestiging voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Klachten over de kwaliteit van de dienstverlening ongegrond. Geen belang bij klacht over het overhandigen van dossiers. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 31 juli 2023 in
de zaak 23-003/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 februari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 2 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K032 2021 ia/nm
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 mei 2023. Daarbij waren
klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8 respectievelijk 1 tot en met
11.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure (dossiernummer
[nummer]), een paspoortzaak (dossiernummer [nummer]) en een gezagszaak (dossiernummer
[nummer]) .
2.3 Voor de echtscheidingsprocedure en paspoortzaak heeft verweerder op 27 september
2019 opdrachtbevestigingen gestuurd en voor de gezagszaak op 10 februari 2020. In
deze opdrachtbevestigingen komen – voor zover van belang – de volgende passages voor:
“Mijn honorarium bedraagt € 200,-- per gewerkt uur, exclusief de geldende BTW en exclusief
voor u te maken/te betalen kosten.
Onze declaraties dienen te worden voldaan binnen uiterlijk 14 dagen na declaratiedatum.
Alle voor u ontvangen bedragen worden verrekend met de alsdan voor u openstaande bedragen.
Wij zijn steeds gerechtigd een voorschot aan u te declareren in mindering op onze
einddeclaratie, welke voorschotdeclaratie omgaand dient te worden voldaan.
Op al onze verrichtingen zijn tevens onze Algemene Voorwaarden van toepassing, zoals
hierna omschreven. (…)
2.4 Onderaan de opdrachtbevestigingen van verweerder zijn de op dat moment toepasselijke
algemene voorwaarden afgedrukt.
2.5 De opdrachtbevestigingen van 27 september 2019 bevatten – voor zover van belang
– de volgende bepaling:
“Artikel 6: Tarieven/wijze van declareren
6.1 De maatschap heeft het recht het door haar gehanteerde basisuurtarief en de door
haar gehanteerde reiskostenvergoeding tussentijds te wijzigen. Een percentage van
6% van het honorarium wordt aan de opdrachtgever in rekening gebracht ter dekking
van niet te specificeren kantoorkosten zoals onder meer papier, porti, telefoon-,
fax- en kopieerkosten, alsmede kosten die samenhangen met de uitvoering van de verordeningen
van de Nederlandse Orde van Advocaten. De maatschap declareert haar werkzaamheden
in beginsel maandelijks. Het honorarium en de kantoorkosten worden vermeerderd met
de verschuldigde BTW.”
2.6 De opdrachtbevestiging van 10 februari 2020 bevat – voor zover van belang –
de volgende bepaling:
“Artikel 6: Tarieven/wijze van declareren
6.1 De maatschap heeft het recht het door haar gehanteerde basisuurtarief en de door
haar gehanteerde reiskostenvergoeding tussentijds te wijzigen. De maatschap declareert
haar werkzaamheden in beginsel maandelijks. Het honorarium wordt vermeerderd met de
verschuldigde BTW.”
2.7 Voor de echtscheidingsprocedure heeft verweerder op 27 september 2019 aan klager
een voorschotnota voor zijn honorarium verzonden ten bedrage van € 2.000,-, te vermeerderen
met btw. Op deze nota is tevens een voorschot voor het griffierecht opgenomen ad €
297, . Het totale factuurbedrag was derhalve € 2.717,-.
2.8 Voor de paspoortzaak heeft verweerder op 27 september 2019 aan klager een voorschotnota
voor zijn honorarium verzonden ten bedrage van € 1.500,- te vermeerderen met btw (€
1.815,00 inclusief btw).
2.9 Op 23 oktober 2019 heeft verweerder aan klager in de echtscheidingszaak een
factuur gezonden ten bedrage van € 6.413,- inclusief btw. Het door klager reeds betaalde
voorschot is met deze factuur verrekend. Tevens is een korting/matiging toegepast
van € 520,-. Blijkens de bij de factuur gevoegde gedetailleerde urenspecificatie heeft
klager in de periode van 20 september tot en met 22 oktober 2019 totaal 36,5 uren
aan de zaak besteed.
2.10 Op 23 oktober 2019 heeft verweerder aan klager in de paspoortzaak een factuur
gezonden ten bedrage van € 3.025,00 inclusief btw. Het door klager reeds betaalde
voorschot is met deze factuur verrekend. Blijkens de bij de factuur gevoegde gedetailleerde
urenspecificatie heeft verweerder in de periode van 23 september tot en met 3 oktober
2019 totaal 22,6 uren aan de zaak besteed.
2.11 Op 1 april 2020 heeft verweerder aan klager in de echtscheidingszaak en de
gezagszaak tezamen een factuur gezonden ten bedrage van € 4.772,24 inclusief btw.
Daarbij is een korting/matiging toegepast van 15%. Blijkens de bij de factuur gevoegde
gedetailleerde urenspecificatie heeft klager in de periode van 3 december 2019 tot
en met 27 maart 2020 totaal 23,2 uren aan de zaak besteed.
2.12 Op 23 juli 2020 heeft de mondelinge behandeling in de echtscheidingszaak plaatsgevonden.
2.13 Op 6 augustus 2020 heeft verweerder aan klager in de echtscheidingszaak een
factuur gezonden ten bedrage van € 13.884,75 inclusief btw. Daarbij is een korting/matiging
toegepast van 15%. Blijkens de bij de factuur gevoegde gedetailleerde urenspecificatie
heeft klager in de periode van 1 april tot en met 23 juli 2020 totaal 67,5 uren aan
de zaak besteed.
2.14 Op 20 september 2020 heeft verweerder aan klager een zeer omvangrijke e-mail
gestuurd waarin hij ingaat op de vragen die klager heeft gesteld over zijn declaratie.
2.15 Bij beschikking d.d. 27 augustus 2020 heeft de rechtbank Den Haag – voor zover
van belang - de echtscheiding tussen klager en zijn toenmalige echtgenote uitgesproken
en bepaald dat de in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst d.d. 23
juli 2020 neergelegde afspraken deel uitmaken van die beschikking.
2.16 De vaststellingsovereenkomst d.d. 23 juli 2020 is neergelegd in het proces-verbaal
van de zitting van 23 juli 2020. Daarin zijn – tegen finale kwijting – afspraken neergelegd
over de verdeling van de voormalige echtelijke woning c.a., de vordering over en weer
op basis van de huwelijkse voorwaarden en eenvoudige gemeenschappen (ASR-polis, huishoudelijke
kosten, overige kosten en schulden en debetstand ING) en de inboedel.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) sprake is van schijn van partijdigheid doordat verweerder en de advocaat van
de wederpartij mediators zijn binnen dezelfde geleding van geregistreerde mediators.
b) hij op het laatste moment zijn werkzaamheden uitvoerde.
c) er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de facturering.
d) hij alle tijd in rekening heeft gebracht voor gegevens die zijn hergebruikt
in diverse dossiers.
e) hij klager ging interviewen als een psychiater, terwijl een advocaat zijn cliënt
moet geloven.
f) hij leningen die klager en zijn ex-echtgenoot (aantoonbaar) samen zijn aangegaan
niet heeft meegenomen in de berekening van de kinderalimentatie.
g) hij de lening van klager van het ministerie van Defensie volledig heeft “uitgenut”.
h) de hoogte van zijn laatste factuur overeenkomt met de ruimte van de kapitaalverzekering
van de ASR Bank.
i) hij ten onrechte het standpunt inneemt dat hij zaken met goedkeuring van R.
heeft afgekaart, terwijl geen sprake was van een machtiging/ volmacht.
j) hij niet het volledige dossier aan klager heeft overhandigd.
k) er geen evenwicht was tussen de hoogte van de declaratie en het geleverde werk.
l) de facturen oncontroleerbaar hoog zijn.
m) de urenspecificaties niet goed zijn te begrijpen doordat een legenda van de
gebruikte afkortingen ontbreekt.
n) het verloop van de werkzaamheden evenals de samenhang met voorgaande zaken en
de verrekening van het eerder betaalde voorschot niet inzichtelijk is.
o) ten onrechte in juli tijd in rekening is gebracht voor het te laat uploaden
van stukken via Zivver.
p) sprake is van slechte communicatie.
q) hij te laat heeft ingegrepen en onderdelen niet zijn meegenomen in het proces
waardoor sprake is van financiële schade.
r) hij de feiten uit het medisch rapport van de ex-partner van klager niet door
middel van inversie in het verweerschrift heeft opgenomen, terwijl hij dit wel had
beloofd;
s) hij klager ten onrechte niet tijdig heeft geïnformeerd over het oplopen van
de kosten.
t) klager de volledige hypotheeklasten diende te betalen, terwijl zijn ex echtgenote
ook aansprakelijk is voor de schuld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De verschillende klachtonderdelen kunnen naar het oordeel van de raad per onderwerp
als volgt worden gecategoriseerd:
I. partijdigheid (klachtonderdeel a);
II. financiën (klachtonderdelen c, d, h, k, l, m, n en r);
III. kwaliteit van de dienstverlening (klachtonderdelen b, e, f, g, i, o, p, q
en s);
IV. overhandiging dossier (klachtonderdeel j).
De raad zal de diverse klachtonderdelen hierna per categorie (en in voorkomend geval
dus gezamenlijk) bespreken.
I. Partijdigheid (klachtonderdeel a)
5.2 Verweerder heeft de stelling van klager dat hij met de advocaat van de ex-echtgenote
van klager zou hebben samengewerkt, gemotiveerd weersproken met de stelling dat hij
deze advocaat niet kent. Tegenover deze betwisting heeft klager onvoldoende aangevoerd
om de juistheid van het door hem gemaakte verwijt te kunnen vaststellen. Dit klachtonderdeel
is derhalve ongegrond. Zou verweerder deze advocaat overigens al hebben gekend, dan
was dat gegeven op zichzelf genomen onvoldoende om te concluderen dat hij daardoor
niet partijdig was.
II. Financiën (klachtonderdelen c, d, h, k, l, m, n en r)
5.3 Als uitgangspunt geldt dat een advocaat gehouden is een aan hem verleende opdracht,
alsmede de daarvoor geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk aan de cliënt te
bevestigen. De advocaat dient daarbij onder andere inzicht te geven in de wijze waarop
en de frequentie waarmee hij zal declareren. De achtergrond van deze schriftelijke
vastlegging is het voorkomen van onduidelijkheden en misverstanden over hetgeen is
afgesproken. Ook mag van een advocaat in beginsel verwacht worden dat hij zijn cliënt
op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden en waarschuwt wanneer hij voorziet dat de
declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk had ingeschat. Voorts
dient een advocaat ook alle (andere) belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen
en in voorkomend geval ook een gegeven advies of informatie schriftelijke vast te
leggen. Wanneer de advocaat dat nalaat, komen de eventuele gevolgen daarvan voor zijn
risico. De raad zal de aan verweerder gemaakte verwijten in dit licht beoordelen.
5.4 Naar het oordeel van de raad voldoet de opdrachtbevestiging van verweerder
aan de daaraan te stellen eisen. Het uurtarief is daarin vermeld, evenals de betalingstermijn.
Verder is een passage opgenomen over het in rekening brengen en verrekenen van voorschotten
en staan onderaan alle door verweerder aan klager verzonden opdrachtbevestigingen
de toepasselijke algemene voorwaarden integraal afgedrukt. Klager was dus met de inhoud
daarvan bekend, althans kon dat zijn.
5.5 Blijkens de toepasselijke algemene voorwaarden geschiedt declaratie in beginsel
maandelijks. In beginsel: het was verweerder dus toegestaan met een andere frequentie
te declareren, tenzij dat onder de gegeven omstandigheden in strijd was met de norm
van artikel 46 Advocatenwet. Daarvan was in het onderhavige geval naar het oordeel
van de raad echter geen sprake. Uit de bij de factuur van 6 augustus 2020 gevoegde
urenspecificatie (welke naar het oordeel van de raad voldoende duidelijk is) blijkt
namelijk dat verreweg het meeste werk – namelijk 51,4 van de gefactureerde 67,5 uren
- is verricht in de maand juli 2020, namelijk kort voor en ten behoeve van de mondelinge
behandeling op 23 juli 2020. Deze uren had verweerder dus niet eerder in rekening
kunnen brengen. Ten aanzien van in de maanden april, mei en juni bestede tijd geldt
dat eerdere facturatie niet in de rede lag aangezien de factuur van 1 april 2020 door
klager onbetaald was gelaten en ten aanzien daarvan was afgesproken dat hij deze zou
voldoen met het vakantiegeld dat hij eind mei zou ontvangen.
5.6 Voor de overige in deze categorie aan verweerder gemaakte verwijten zijn naar
het oordeel van de raad onvoldoende aanknopingspunten te vinden in het dossier dan
wel zijn deze door klager onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
5.7 Gelet op het voorgaande zal de raad de klachtonderdelen c, d, h, k, l, m, n
en r ongegrond verklaren.
III. Kwaliteit van de dienstverlening (klachtonderdelen b, e, f, g, i, o, p, q en
s)
5.8 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien
het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit
van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling
geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met
betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat
bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar
hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen
die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden
gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen
de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt
een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline
5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
5.9 De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de
proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen
aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen
de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed
gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom
of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en
redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.10 In deze klachtonderdelen zijn de volgende onderwerpen te onderscheiden, waarop
de raad hierna afzonderlijk zal ingaan:
a) berekening van de kinderalimentatie;
b) afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden/verdeling/verrekening;
c) aftrek hypotheekrente;
d) inversie;
e) communicatie;
f) indienen stukken.
Ad a)
5.11 Uit de beschikking van de rechtbank van 27 augustus 2020 blijkt, dat verweerder
namens klager heeft verzocht in de alimentatieberekening rekening te houden met een
drietal schulden en de ziektekosten van klager. In zoverre valt hem derhalve geen
verwijt te maken. Dat de rechtbank verweerder niet op alle punten heeft gevolgd, is
door de rechtbank gemotiveerd en van die beslissing(en) valt verweerder geen tuchtrechtelijk
verwijt te maken.
5.12 Verweerder heeft de lening van klager bij zijn werkgever terecht niet als
kostenpost opgevoerd omdat volgens vaste rechtspraak een lening om advocaatkosten
te betalen niet van invloed is op de hoogte van de kinderalimentatie. Ook in zoverre
valt verweerder derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.
5.13 Hetzelfde geldt voor de door verweerder in zijn berekening betrokken forfaitaire
woonlast van klager in plaats van de daadwerkelijke hypotheeklasten. Dat is immers
conform de Aanbevelingen van de Expertgroep.
Ad b)
5.14 Uit de beschikking van 27 augustus 2020 blijkt dat klager en zijn ex-echtgenote
afspraken hebben gemaakt over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling
van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschappen. Deze afspraken zijn vastgelegd
in een door partijen ondertekend proces-verbaal en aan de beschikking gehecht. Indien
klager zich in de daarin opgenomen (weergave van) de afspraken niet had kunnen vinden,
had het op zijn weg gelegen dat aan verweerder kenbaar te maken en het proces-verbaal
niet te ondertekenen. Dat heeft klager nagelaten en niet valt in te zien in hoeverre
verweerder daarvan een verwijt valt te maken.
Ad c)
5.15 De raad begrijpt de klacht van klager op dit punt aldus, dat er in het kader
van de getroffen schikking ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat
met de ex-echtgenote van klager de helft van de hypotheekrente moest betalen. Verweerder
heeft onweersproken gesteld dat hij dit aspect met klager heeft besproken en daarbij
tevens heeft besproken dat deze kosten gebruikelijk worden weggestreept tegen de door
de partij die gebruik mag maken van de woning te betalen gebruikersvergoeding. Deze
aspecten maken onderdeel uit van de tussen klager en zijn ex-echtgenote gemaakte en
in het proces-verbaal neergelegde afspraken. Daarvoor geldt hetgeen hiervoor in 5.14
is overwogen.
Ad d), e) en f)
5.16 Voor de over deze onderwerpen aan verweerder gemaakte verwijten zijn naar
het oordeel van de raad onvoldoende aanknopingspunten te vinden in het dossier dan
wel zijn deze door klager onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
5.17 Gelet op het voorgaande zal de raad de klachtonderdelen b, e, f, g, i, o,
p, q en s ongegrond verklaren.
IV. overhandiging dossier (klachtonderdeel j)
5.18 Uit de stellingen van partijen en de stukken in het dossier leidt de raad
af dat verweerder aan klager nog een aantal zaken dient terug te geven, te weten de
door klager aan hem verstrekte USB-sticks, ordners met informatie en losse documenten.
Verweerder heeft ter zitting aangeboden dat (de casemanager van) klager deze bij hem
op kantoor kan komen ophalen. Klager is op dat aanbod ingegaan en heeft bij dit klachtonderdeel
derhalve geen belang meer. De raad zal dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht waar het klachtonderdeel j betreft niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en W.R. Arema,
leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het
openbaar op 31 juli 2023.