ECLI:NL:TADRSGR:2023:150 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-459/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:150 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2023 |
Datum publicatie: | 27-07-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-459/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 juli 2023 in
de zaak 22-459/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter
van de raad van discipline van 31 augustus 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 28 september 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 3 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/47 van de
deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 31 augustus 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze
beslissing is op 31 augustus 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 16 september 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 16 september 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 12 juni 2023. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Klager stelt dat er voorafgaand aan de verzending van de offerte uitgebreid telefonisch
overleg is geweest, waarbij klager wel degelijk de opdracht heeft gegeven uit te zoeken
waarom klagers flat niet tot de sociale sector behoort alsmede heeft verzocht om juridische
onderbouwing voor klagers tegenvoorstel om de huur te bevriezen.
2.2 Klager stelt dat zijn verwijt van valsheid in geschrifte onterecht is en trekt
dat verwijt in.
2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met
de voorzitter van oordeel dat uit de (door klager aanvaarde) offerte van 2 september
2021 niet blijkt dat is afgesproken dat verweerder bewijs zou aanleveren voor de stelling
dat klagers flat niet tot de sociale sector behoorde. Dat klager dit wel telefonisch
met verweerder zou hebben besproken, kan de raad niet vaststellen. Daarnaast heeft
de voorzitter terecht gesteld dat verweerders advies van 7 september 2021 niet onjuist
of anderszins kwalitatief onder de maat is. De voorzitter heeft de klacht dus terecht
en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. E.A.L. van Emden en W. Knoester, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2023.