ECLI:NL:TADRSGR:2023:128 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-263/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:128 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-06-2023 |
Datum publicatie: | 26-06-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-263/DH/DH |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 26 juni 2023 in de zaak 22-263/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 juni 2022 op de klacht van:
1. Klager sub 1
mede namens
2. Klager sub 2
3. Klager sub 3
4. Klager sub 4
klagers
gemachtigde: mr. L. Haarsma
over:
verweerder
gemachtigde: mr. W.F. Hendriksen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 september 2021 heeft klager sub 1 mede namens klagers sub 2, 3 en 4 bij
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken)
een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K210 2021 ia/ak
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 22 juni 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op 22 juni 2022 verzonden aan partijen.
1.4 Op 22 juli 2022 heeft de gemachtigde van klagers verzet ingesteld tegen de
beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 22 juli 2022 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 mei 2023. Daarbij waren
klagers sub 1 en 2 met hun gemachtigde en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kunnen
verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet
niet op. Wel stellen klagers dat de voorzitter niet volledig is geweest in de opsomming
van de feiten en wijze van de klachtomschrijving.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen, moet sprake zijn van
een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden
met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Anders dan klagers stellen,
zijn voor de beoordeling van de klacht de door de voorzitter genoemde vaststaande
feiten wel volledig. Alle door klagers nader genoemde feiten betreffen procedurele
beslissingen, genomen in de arbitrage, die om die reden niet ter beoordeling van de
tuchtrechter staan, of niet onderbouwde feiten waarvan de relevantie niet duidelijk
is. Ook heeft de voorzitter door te toetsen aan de norm van 46 Advocatenwet de juiste
maatstaf toegepast. Anders dan klagers stellen, is er geen plaats voor een inhoudelijke
beoordeling van verweerder in zijn rol als arbiter. De voorzitter heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en W.R. Arema, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2023.