ECLI:NL:TADRSGR:2023:119 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-795/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:119 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-05-2023 |
Datum publicatie: | 02-06-2023 |
Zaaknummer(s): | 22-795/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 mei 2023 in de zaak 22-795/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 december 2022 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 23 januari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 oktober 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/70 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 7 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard, met
toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. De klacht is door de voorzitter
voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 7 december 2022
verzonden aan partijen.
1.4 Op 5 januari 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 5 januari 2023 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 3 april 2023. Daarbij
was klaagster aanwezig. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
Zij stelt dat zij van verweerder nooit een bijsluiter heeft mogen ontvangen “hoe te
handelen bij klacht over een advocaat”. Vandaar dat zij nooit heeft geweten dat zij
als burger haar beklag kon doen bij de Orde van Advocaten.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klaagsters
stelling dat zij niet wist dat zij aan klacht kon indienen, kan niet tot een gegrond
verzet leiden. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels
niet-ontvankelijk geacht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet
en voor het overige kennelijk ongegrond.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2023.