ECLI:NL:TADRSGR:2023:111 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-230/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:111
Datum uitspraak: 24-05-2023
Datum publicatie: 24-05-2023
Zaaknummer(s): 23-230/DH/RO
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij die echtscheidingsbeschikking niet heeft ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Klager werd bijgestaan door eigen advocaat. Beide advocaten hadden de echtscheidingsbeschikking kunnen laten inschrijven, maar geen van beiden heeft dat gedaan. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart. Nu klager in deze zaak niet klaagt over zijn eigen advocaat en uit het klachtdossier ook niet blijkt dat verweerster destijds met de advocaat van klager heeft afgesproken dat zij de inschrijving van de beschikking zou regelen, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 mei 2023 in de zaak 23-230/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
  
klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 23 maart 2023 met kenmerk R 2023/21 door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. Klager is hierin bijgestaan door mr. S. Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan. 
1.2    De rechtbank heeft de echtscheiding bij beschikking van 26 april 2021 uitgesproken. De advocaat van klager en verweerster hebben de echtscheidingsbeschikking geen van beiden laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand.
1.3    Op 9 december 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij de echtscheidingsbeschikking van 26 april 2021 niet heeft laten schrijven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor hij onnodig extra kosten heeft moeten maken. Volgens klager regelt de advocaat die het echtscheidingsverzoek heeft ingediend ook de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en klager verwijst in dit verband naar een aantal beslissingen van de raad van discipline en het hof van discipline. 
2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, ingaan op de stellingen en stukken van klager.

3    VERWEER
3.1    Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster voert aan dat het haar is ontschoten om tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking over te gaan, onder meer vanwege het door klager ingestelde hoger beroep. Verweerster betreurt dit ten zeerste en zij heeft direct haar cliënte en aansprakelijkheidsverzekeraar op de hoogte gebracht. Volgens verweerster bestaat er geen regel dat de advocaat die een echtscheidingsprocedure start ook per definitie zorgt voor de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en heeft zij daarover ook geen afspraken met mr. S. gemaakt. Verder voert verweerster aan dat zij alleen ten opzichte van haar cliënte de plicht had om de beschikking tijdig in te schrijven dan wel met haar cliënte te overleggen of haar belang was gediend bij het nalaten van de inschrijving.

4    BEOORDELING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk
4.1    De voorzitter stelt voorop dat advocaten aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen van wie zij de belangen als advocaat behartigen of behoren te behartigen. Dit volgt uit artikel 46 Advocatenwet.
4.2    De voorzitter stelt vast dat klager klaagt over een advocaat die niet zijn belangen behartigde. Verweerster behartigde in de echtscheidingsprocedure immers alleen de belangen van de ex-echtgenote van klager. De belangen van klager werden behartigd door mr. S. Zowel verweerster als mr. S. droegen naar hun eigen cliënt toe een verantwoordelijkheid voor inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Zij hadden de beschikking van 26 april 2021 kunnen laten inschrijven in die registers, maar geen van beiden heeft dat gedaan. Klagers stelling dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure start ook degene is die zorgt voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking volgt de voorzitter niet. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart. De door klager in dit verband genoemde tuchtrechtelijke beslissingen zijn hier niet van toepassing, omdat daarin wordt geoordeeld over klachten over de eigen advocaat en over situaties waarin tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de inschrijving van de beschikking. Nu klager in deze zaak niet klaagt over zijn eigen advocaat en uit het klachtdossier ook niet blijkt dat verweerster destijds met mr. S. heeft afgesproken dat zij de inschrijving van de beschikking zou regelen, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de voorzitter verder geen inhoudelijk oordeel over de klacht zal geven. 

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.