ECLI:NL:TADRSGR:2023:101 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-112/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2023:101 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-04-2023 |
Datum publicatie: | 08-05-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-112/DH/RO |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 april 2023 in de zaak 23-112/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 februari 2023 met kenmerk R 2023/14 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 23. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 14 februari 2023.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in 2013 door een stichting in kort geding gedagvaard. Hij is in die
procedure bijgestaan door verweerder.
1.2 Op 31 juli 2013 is vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van de stichting
volledig zijn toegewezen. Klagers vordering in reconventie is niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Op 28 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij opzettelijk de tegenpartij heeft laten winnen, door klagers bewijzen niet
in de procedure in te brengen. Klager stelt dat als verweerder de door hem aan verweerder
overgelegde bewijzen wel had ingebracht, dat klager de zaak dan zeker had gewonnen.
Verweerder heeft de rechtszaak gemanipuleerd.
2.2 Klager stelt dat hij lang gedacht heeft dat de bewijzen niet aan verweerder
waren gestuurd. Hij is recent door een advocaat op de opzettelijke fouten van verweerder
gewezen, waarna klager op zoek is gegaan naar de oude harde schijf waar alle e-mails
met verweerder op stonden. Daaruit blijkt dat de bewijzen destijds wel aan verweerder
zijn overhandigd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de
voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht
wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen
of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat
waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring
op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen
of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn
geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar
na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk
is in zijn klacht.
4.2 De voorzitter stelt vast dat klagers verwijt ziet op verweerders bijstand in
2013. Klager heeft vervolgens pas op 28 oktober 2022 een klacht ingediend. Dat is
ruim buiten de hiervoor genoemde termijn van drie jaar.
4.3 Klagers stelt dat hij lang heeft gedacht dat de bewijzen niet aan verweerder
waren gestuurd, maar dat hij hier recent achter kwam door onderzoek op een harde schijf.
Dit is naar het oordeel van de voorzitter niet aan te merken als een reden voor verschoonbare
termijnoverschrijding. Klager beschikte in 2013 al over de genoemde berichten – het
gaat immers om e-mails tussen klager en verweerder – en heeft dus toen kennis genomen
van het gedrag van verweerder waar de klacht op ziet. Dat het klager aan juridische
kennis ontbreekt, maakt evenmin dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
Het had op de weg van klager gelegen om in 2013 of kort daarna zo nodig (juridische)
bijstand te zoeken.
4.4 Nu van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen
zijn dat de klacht buiten de termijn is ingediend niet is gebleken, is de klacht op
grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk. Aan een inhoudelijke
beoordeling van de klacht komt de voorzitter dan ook niet meer toe.
4.5 Voor zover klager in zijn bericht van 14 februari 2023 nieuwe klachten (handelen
in strijd met gedragsregels 8 en 14) formuleert, geldt dat daarvoor in dit stadium
van de procedure geen plaats is. Klachten moeten – en voor zover ziend op hetzelfde
feitencomplex integraal – worden ingediend bij de deken en de deken moet daarnaar
onderzoek instellen (art. 46c Advocatenwet). De voorzitter zal de aanvullende klachten
daarom buiten beschouwing laten.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.