ECLI:NL:TADRSGR:2023:10 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-728/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:10
Datum uitspraak: 16-01-2023
Datum publicatie: 17-01-2023
Zaaknummer(s): 22-728/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht niet-ontvankelijk, want te laat.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 januari 2023 in de zaak 22-728/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 12 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 13 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K007 2022 ia/ak van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 december 2022. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager was, met voorafgaand bericht van afmelding, niet aanwezig.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager heeft zich in maart 2016 voor rechtsbijstand tot verweerster gewend. Op 7 april 2016 heeft het intakegesprek plaatsgevonden.
2.3    Verweerster heeft klaagster vervolgens bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en namens hem een verweerschrift ingediend. Daarin heeft zij verweer gevoerd tegen de verzochte alimentatie en pensioenverdeling. 
2.4    Bij beschikking van 7 april 2017 is onder meer de echtscheiding uitgesproken. Verweerster heeft de beschikking aan klager doorgezonden en deze per e-mail van 10 april 2017 toegelicht. Daarbij heeft zij klager gemeld dat hij over de verdeling van het pensioen bericht zou ontvangen van de pensioenmaatschappij. 
2.5    Per e-mail van 11 april 2017 heeft verweerster klager uitgenodigd voor een gesprek over de zitting en de uitspraak. Klager is daar niet op ingegaan. 
2.6    Eind april 2017 is de rechtsbijstand door verweerster aan klager geëindigd. 
2.7    Op 12 januari 2022 heeft klager een klacht over verweerster ingediend.


3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat zij:
a)    Klager niet heeft geïnformeerd over de pensioenregeling bij echtscheiding;
b)    Klager niet heeft geïnformeerd dat hij binnen twee jaar na echtscheiding melding moest doen bij zijn pensioenmaatschappij;
c)    Handjeklap heeft gedaan met de advocaat van de wederpartij;
d)    In de echtscheidingsprocedure niets heeft gesteld over buitenlandse bankrekeningen;
e)    In zijn algemeenheid niets voor hem, klager, heeft gedaan. Klager wenst om die reden 50% van de door hem gedane betaling terug te ontvangen. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    Alvorens toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht dient de raad te oordelen over de ontvankelijkheid ervan. Artikel 46g Advocatenwet bepaalt namelijk dat een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet ontvankelijk wordt verklaard. 
5.2    De door klager aan verweerster verweten gedragingen zien op haar werkzaamheden in de periode 2016-2017. Klager heeft zijn klacht ingediend op 12 januari 2022. Dat is ruim buiten de termijn van drie jaren. De deken heeft klager reeds gewezen op deze termijnoverschrijding. Nu ook nadien gesteld noch gebleken is dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 46g lid 2 Advocatenwet, zal de raad de klacht niet-ontvankelijk verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht op grond van artikel 46g Advocatenwet niet-ontvankelijk.


Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, M. Laning en A.N. Kampherbeek, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2023.