ECLI:NL:TADRSGR:2022:84 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-477/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:84
Datum uitspraak: 30-05-2022
Datum publicatie: 07-06-2022
Zaaknummer(s): 21-477/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 mei 2022 in de zaak 21-477/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 september 2021 op de klacht van:


klager


over:


verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 9 augustus 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 28 mei 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R2021/36 edg/gh van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 15 september 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 15 september 2021 verzonden aan partijen.
1.4    Op 6 oktober 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde dag ontvangen. Klager heeft zijn verzetschrift op 14 oktober 2021 nader gemotiveerd en onderbouwd.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 april 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift d.d. 6 oktober 2021 en de aanvulling daarop d.d. 14 oktober 2021 met de daarbij gevoegde stukken. Voorts heeft de raad kennis genomen van de door klager op 11 en 13 april 2022 nagezonden stukken, en van de door verweerder nagezonden vonnissen van de Rechtbank West-Brabant Zeeland van 16 juni 2021 en van de Rechtbank Amsterdam van 10 september 2021.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.


3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 


4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met de hem destijds bekende  relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De in de verzetprocedure over en weer ingebrachte nadere stukken maken dat oordeel niet anders.
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. A. Schaberg en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2022.