ECLI:NL:TADRSGR:2022:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-534/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:83
Datum uitspraak: 30-05-2022
Datum publicatie: 07-06-2022
Zaaknummer(s): 21-534/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 mei 2022 in de zaak 21-534/DH/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 oktober 2021 op de klacht van:

1.    (…)
wonende te (…),
hierna ook genoemd: klager 1

2.    (…) Vastgoed B.V.
gevestigd te (…)
klagers
gemachtigden: aanvankelijk mrs. I. El Ajjouri, D.I.J. Snijders en 
W. Plessius, thans mr. J. Oerlemans

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 8 september 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder en diens kantoorgenoot mr. (…) K(…). De gemachtigde van klagers heeft  ter zitting van de raad van 25 april 2022 bevestigd dat de klacht voor zover gericht tegen mr. K(…) is ingetrokken.
1.2    Op 16 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R2021/40 edg/gh van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 13 oktober 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klachtonderdeel a deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, klachtonderdeel b niet-ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen c, d en e kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 oktober 2021 verzonden aan partijen.
1.4    Op 12 november 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift met de daarbij behorende bijlagen op dezelfde dag ontvangen. 
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 25 april 2022. Daarbij was mr. J. Oerlemans aanwezig namens klagers. Verweerder was tezamen met zijn kantoorgenoot mr. (…) K(…) aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen d.d. 12 november 2021. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klagers zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kunnen verenigen. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.


3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 


4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    Ter zitting is gebleken dat het strafdossier met betrekking tot klagers door verweerder niet alleen voor schikkingsoverleg is gebruikt, maar dat dat door hem ook is overgelegd in een civiele procedure tussen klagers en de cliënten van verweerder. Dit was ten tijde van het wijzen van de voorzittersbeslissing niet bekend. Nu het strafdossier echter niet onder voorwaarden aan verweerder was verstrekt, is naar het oordeel van de raad het overleggen daarvan door verweerder in een procedure tussen klagers en de cliënten van verweerder, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor de raad bestaat daarin dan ook geen aanleiding het verzet ten aanzien van klachtonderdeel e gegrond te verklaren. 
4.3    De raad is voorts van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. A. Schaberg en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2022.