ECLI:NL:TADRSGR:2022:6 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-1023/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-01-2022 |
Datum publicatie: | 13-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-1023/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. De aansprakelijkstelling van klager is niet onbetamelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
12 januari 2022
in de zaak 21-1023/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 21 december 2021 met kenmerk K091 2021 ar/cw, door de raad ontvangen op 21 december 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager treedt op als gemachtigde van een huurder. Deze huurder is in een geschil
verwikkeld met de verhuurder over de huurprijs van een bedrijfsruimte. Verweerder
treedt op namens de verhuurder.
1.2 De huurder en de verhuurder hebben ieder een eigen deskundige ingeschakeld,
die op hun beurt een derde deskundige, dhr. W, hebben aangewezen. Deze deskundigen
zullen gezamenlijk een advies uitbrengen over een redelijke huurprijs.
1.3 Dhr. W heeft in een e-mail van 3 april 2021 aan de taxateur van de huurder
onder meer geschreven:
“Ik kan mij voorstellen dat opdrachtgevers/verhuurders niet willen dat hun huurgegevens
elders in rapportages verschijnen.
Is er een geheimhouding over en weer af te spreken?’
1.4 Bij e-mail van 4 april 2021 heeft klager gereageerd met de mededeling dat een
geheimhouding onder geen voorwaarde bespreekbaar is.
1.5 Dhr. W heeft daarop diezelfde dag gereageerd en onder meer aan klager geschreven:
“Voor zover ik heb begrepen, is het niet zozeer een probleem dat [naam] of u de gegevens
krijgt maar dat de huurcijfers niet wederom in andere rapportages verschijnen…”
1.6 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven:
“Dat begrijp ik maar zo werkt het nu eenmaal niet. Dat is ook niet fair naar andere
huurders en hiermee blijven huurders op een (kennis)achterstand staan. Het is mijn
bedoeling om deze achterstand in kennis voor huurders in Nederland te laten verdwijnen
zodat er een gelijk speelveld ontstaan.”
1.7 Bij brief van 7 april 2021 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven:
“Namens cliënte wijs ik u erop dat indien door uw toedoen vertrouwelijke bedrijfsinformatie
van cliënte uitlekt, u onrechtmatig jegens cliënte handelt, zij u persoonlijk aansprakelijk
zal houden voor aldus door haar geleden schade en vergoeding van die schade in rechte
zal afdwingen.”
1.8 Op 12 april 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
dat hij klager, namens verweerders cliënte, bij brief van 7 april 2021 in privé (terwijl
klager handelt vanuit een B.V.) aansprakelijk heeft gesteld voor eventuele toekomstige
schade van zijn cliënte.
2.2 Klager stelt dat het hem niet kan worden verweten als andere huurders een beroep
doen op art. 7:303 BW waarbij het voor klager dan onmogelijk is om aan te tonen dat
hij geen vertrouwelijke gegevens heeft vertrekt. Door de handelwijze van verweerder
wordt het klager bovendien onmogelijk gemaakt om huurgegevens te controleren die de
cliënt van verweerder zelf heeft aangedragen en die van invloed zijn op een deskundigenbericht.
Klager stelt dat de aansprakelijkstelling bij hem thuis grote onrust heeft veroorzaakt
en dat sprake is van afdreiging.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om
de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid
als bedoeld in artikel 10a van de Advocatenwet, mag niet ten gunste van de wederpartij
worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij
van zijn cliënt.
4.2 Hoewel voorstelbaar dat het voor klager onaangenaam is om (persoonlijk) aansprakelijk
te worden gesteld voor eventuele toekomstige schade, gaat een dergelijke aansprakelijkstelling
de vrijheid die een advocaat heeft bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt
niet te buiten. Van het op nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaden van klagers
belangen is geen sprake. Een inhoudelijk oordeel over de eventuele gegrondheid van
de aansprakelijkstelling is niet aan de tuchtrechter, maar aan de civiele rechter.
Het is de voorzitter (ook anderszins) niet gebleken dat verweerder onbetamelijk gehandeld
heeft jegens klager.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022.