ECLI:NL:TADRSGR:2022:48 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-945/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:48
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 21-04-2022
Zaaknummer(s): 21-945/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet heeft overschreden door informatie bij Marktplaats op te vragen. Verweerster is niet zorgvuldig geweest in haar schriftelijke weergave van een bericht van Marktplaats. Maar die onzorgvuldigheid is van onvoldoende gewicht. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 april 2022 in de zaak 21-945/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster
bijgestaan door mr. E. de Ruiter

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 24 februari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2    Op 18 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk A 2021/042 van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 maart 2022. Daarbij waren klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 20. Voorts heeft de raad kennisgenomen van een e-mail van verweerster van 30 december 2021 met bijlagen en een e-mail van klager van 11 januari 2022 met bijlagen. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Verweerster is de advocaat van een woningcorporatie die sociale huurwoningen verhuurt. 
2.3    Klager huurt, althans huurde een woning van die woningcorporatie.
2.4    De woningcorporatie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat hij de woning niet als hoofdverblijf zou houden en hij deze aan een derde zou hebben onderverhuurd. Deze derde zou aan de woningcorporatie hebben verklaard dat zij de woning via Marktplaats van klager heeft gehuurd.
2.5    Verweerster heeft namens de woningcorporatie op 22 maart 2019 (eerst telefonisch) contact opgenomen met Marktplaats om de plaatsing van een advertentie over de verhuur van de woning van klager te verifiëren. In haar e-mail 22 maart 2019 aan Marktplaats heeft zij het besprokene bevestigd. Verweerster heeft in die e-mail het volgende geschreven:
“(..) Ik ben de advocaat van [ ….]. [..…] is een sociale verhuurder uit […]. Eén van haar woningen is via een advertentie op marktplaats door een huurder te huur aangeboden. Vervolgens is de woning onderverhuurd aan een dame. Het is mij niet gelukt de advertentie op uw website te vinden. Mag ik u vragen te controleren of de woning aan de […..] via marktplaats te huur is aangeboden? En, kunt u mij een kopie van de advertentie toezenden? De onderhuurovereenkomst is aangegaan op 13 mei 2018. Dit betekent dat de advertentie voor die datum op marktplaats heeft moeten staan. Alvast bedankt voor uw hulp.”
2.6    Marktplaats kon in eerste instantie niet ingaan op het verzoek van verweerster, omdat zij niet over voldoende informatie beschikte. 
2.7    Verweerster heeft daarop het telefoonnummer van klager aan Marktplaats verstrekt. 
2.8    Vervolgens heeft Marktplaats inhoudelijk gereageerd op het verzoek van verweerster. Marktplaats schrijft in haar e-mail van 23 maart 2019 aan verweerster het volgende:
“Bedankt voor de reactie. Ik heb vanuit het telefoonnummer een account gevonden waarin een aantal advertenties zijn geplaatst voor een woonruimte. Deze zijn ook allemaal van voor 15 mei geplaatst en de geregistreerde woonplaats komt overeen met wat je in de originele mail genoemd hebt. Nu moet ik je wel vertellen, dat wij foto's niet permanent in ons systeem opslaan, dus deze heb ik helaas niet kunnen vinden. Ook zijn de advertenties zelf niet heel erg uitgebreid, maar ik hoop dat je er toch wat aan hebt. Deze heb ik als bijlage aan de mail toevoegt.”
2.9    Op 26 april 2019 heeft verweerster klager gedagvaard. Verweerster heeft in punt 25 van de dagvaarding vermeld: 
“(De advocaat van) [de woningcorporatie] ontvangt op 23 maart 2019 een email van marktplaats, met daarin de bevestiging dat [klager] woonruimte heeft aangeboden op marktplaats.” 
2.10    Bij eindvonnis van 20 september 2020 van de rechtbank Rotterdam (verbeterd op 29 oktober 2020) zijn de vorderingen van de woningcorporatie, strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen klager en de woningcorporatie en tot ontruiming van de woning, toegewezen.
2.11    Klager is daartegen in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de zitting bij het hof is er een regeling tussen klager en de woningcorporatie tot stand gekomen. 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij:
a)    contact heeft opgenomen met Marktplaats en daarbij persoonsgegevens van klager heeft opgevraagd, zonder dat klager daarvoor toestemming heeft gegeven dan wel zonder dat er sprake was van een gerechtelijk onderzoek en
b)    vervolgens onjuiste informatie aan de rechter heeft verstrekt. 
3.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Toetsingskader 
5.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.2    De raad stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt, dient te toetsen aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld. 
Klachtonderdeel a)
5.3    Klager klaagt in dit klachtonderdeel erover dat verweerster zonder zijn toestemming of zonder een daaraan voorgaand gerechtelijk onderzoek persoonsgegevens van klager bij Marktplaats heeft opgevraagd. Volgens klager heeft verweerster daarmee buiten proportioneel gehandeld.
5.4    Verweerster heeft hiertegen aangevoerd dat zij de bewuste gegevens bij Marktplaats heeft opgevraagd, omdat haar cliënte daarbij een gerechtvaardigd belang had. Verweerster betwist dat zij buiten proportioneel heeft gehandeld. 
5.5    De raad is van oordeel dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet heeft overschreden door informatie bij Marktplaats over de woning van klager op te vragen, op de wijze zoals zij dat heeft gedaan. Zij behoefde daarvoor naar het oordeel van de raad niet de toestemming van klager, evenmin was daarvoor een gerechtelijk onderzoek nodig. De raad zal dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren. 
klachtonderdeel b)
5.6    Klager verwijt verweerster dat zij in punt 25 van de dagvaarding onjuiste informatie aan de rechter heeft verstrekt en daarmee de belangen van klager heeft geschaad. Verweerster heeft immers de rechter voorgehouden dat Marktplaats in zijn e-mail aan verweerster van 23 maart 2019 heeft bevestigd dat het klager is geweest die de woonruimte op Marktplaats te huur heeft aangeboden. Dat is echter niet wat in de e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 staat. 
5.7    Verweerster heeft hiertegen aangevoerd dat zij geen onjuiste informatie aan de rechter heeft verstrekt. Verweerster heeft immers de bewuste e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 in de procedure overgelegd. De inhoud van die mail was zodoende voor ieder van partijen en ook voor de rechter kenbaar. Gelet op de inhoud en strekking van de e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 mocht verweerster, gelet op de belangen van haar cliënte, de stelling innemen dat het klager is geweest die de woning op Marktplaats te huur heeft aangeboden. Dat is wat zij de rechter heeft voorgehouden.
5.8    De raad overweegt als volgt. Uit het hiervoor in 5.1 weergegeven toetsingskamer volgt dat verweerster een grote vrijheid toekomt ten aanzien van de wijze waarop zij het standpunt van haar cliënte naar voren wenst te brengen. Verweerster mag echter geen feiten poneren waarvan zij weet of redelijkerwijze kan weten dat die in strijd met de waarheid zijn. Aan klager kan worden toegegeven dat hetgeen verweerster in punt 25 van de dagvaarding heeft weergegeven over wat Marktplaats in haar e-mail van 23 maart 2019 heeft bevestigd, niet overeenkomt met wat er feitelijk in die e-mail staat. Uit de e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 volgt dat Marktplaats heeft bevestigd dat de woning op Marktplaats te huur is aangeboden en dat daarvoor het opgegeven telefoonnummer (de raad leest: van klager) is gebruikt. Uit de e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 volgt echter niet dat Marktplaats heeft bevestigd dat het klager is geweest die de advertenties heeft geplaatst. 
5.9    Verweerster heeft ter zitting toegelicht dat zij in de procedure de stelling heeft ingenomen dat het niet anders kan zijn dan dat het klager is geweest die de advertenties op Marktplaats heeft geplaatst en dat punt 25 van de dagvaarding ook zo moet worden begrepen. De raad overweegt hierover dat het verweerster vrij staat om die stelling ten behoeve van haar cliënte in te nemen. Het had echter naar het oordeel van de raad op de weg van verweerster gelegen om in punt 25 van de dagvaarding tot uitdrukking te brengen dat het hier een eigen conclusie van verweerster betrof. Verweerster is daarin niet zorgvuldig geweest. 
5.10    De raad is echter van oordeel dat deze onzorgvuldigheid van onvoldoende gewicht is om verweerster daarvan ook een tuchtrechtelijke verwijt te maken. Daartoe overweegt de raad dat de rechter ook een eigen onderzoekstaak had. Verweerster had de e-mail van Marktplaats van 23 maart 2019 als productie bij de dagvaarding gevoegd, waardoor hetgeen verweerster in punt 25 van de dagvaarding had verklaard verifieerbaar was. Datzelfde gold voor klager. Bovendien kon klager in de procedure gemotiveerd verweer voeren tegen hetgeen verweerster naar voren had gebracht, hetgeen hij ook heeft gedaan. Naar het oordeel van de raad zijn de belangen van klager als gevolg van de handelswijze van verweerster dan ook niet onnodig of onevenredig geschaad. Ook klachtonderdeel b) is daarom ongegrond.
5.11    De raad zal gelet op het voorgaande de klacht ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes  als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.