ECLI:NL:TADRSGR:2022:47 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-840/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:47 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-04-2022 |
Datum publicatie: | 21-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-840/DH/RO |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 april 2022 in de zaak 21-840/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 december 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerster
gemachtigde: mr. M. Boender-Radder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 februari 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 19 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/72 van
de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 8 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van
de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Deze beslissing is op 8 december 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 6 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de
voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde dag ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 maart 2022. Daarbij
waren klager en verweerster alsmede de gemachtigde van verweerster aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift van klager. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de e-mail
van klager van 7 maart 2022 met bijlagen.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
- ten onrechte is de beslissing door de ‘plaatsvervangend’ voorzitter genomen;
- de voorzitter heeft verzuimd een oordeel te geven over het handelen van verweerster
en haar advocaat dan wel verzuimd een inhoudelijk onderzoek te gelasten.
2.2 Klager licht daarnaast in zijn verzetschrift nog eens zijn klacht toe.
2.3 Tegen de feiten (weergegeven in rechtsoverwegingen 1.1 tot en met 1.6) in de
voorzittersbeslissing en de klachtomschrijving komt klager in het verzetschrift niet
expliciet en ondubbelzinnig op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad heeft reeds ter zitting toegelicht waarom de beslissing is genomen
door de ‘plaatsvervangend’ voorzitter. De raad van discipline bestaat uit een voorzitter
en plaatsvervangend voorzitters. Een kamer van de raad wordt voorgezeten door de voorzitter
van de raad of door één van de plaatsvervangend voorzitters. De voorzitter en de plaatsvervangend
voorzitter zijn in zoverre gelijkwaardig aan elkaar.
4.3 De voorzitter heeft naar het oordeel van de raad bij de beoordeling de juiste
maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden
van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk
niet- ontvankelijk verklaard.
4.4 Omdat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens
geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar
de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.