ECLI:NL:TADRSGR:2022:46 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-020/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:46 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-04-2022 |
Datum publicatie: | 11-04-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-020/DH/RO |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familiezaak gegrond. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten over klager. Waarschuwing. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 april 2022 in de zaak 22-020/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 16 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 6 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/01 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 februari 2022. Daarbij
waren klager (via videoverbinding) en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is verwikkeld (geweest) in een familierechtelijke procedure, waarbij
de vrouw werd bijgestaan door verweerder.
2.3 Op 15 september 2020 heeft in de procedure tussen klager en de vrouw een zitting
plaatsgevonden. Verweerder heeft bij de zitting gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
In de pleitaantekeningen schetst verweerder een negatief beeld van klager en zijn
moeder om vervolgens te schrijven:
“(…) 4. Voor de buitenwereld een voorbeeldig man waar niets verkeerds aan is. Onder
een dikke laag vernis zit echter een geheel andere mens verborgen. Een gestoord mens
en dat geldt ook voor zijn moeder. (…)”
De pleitaantekeningen vormen onderdeel van het klachtdossier.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten over klager en de moeder van
klager in zijn pleitnota van de zitting van 15 september 2020.
3.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna,
voor zover van belang, besproken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij de vrouw niet in problemen wil brengen
waardoor de bezoekregeling met de kinderen gevaar kan lopen. Verweerder is daarom
bereid om “de opmerking over het gestoord zijn” voor zijn rekening te nemen. In dat
verband heeft verweerder zijn verontschuldigingen aangeboden voor het gebruik van
die aanduiding. Het was volgens verweerder beter geweest als hij zich had beperkt
tot informatie over het gedrag en het oordeel daarover aan de rechter had overgelaten.
4.2 Verweerder heeft verder aangevoerd dat hij zich in sterke bewoordingen heeft
uitgelaten over klager, maar dat dat paste in een procedure waarin de stelling van
de vrouw was dat sprake was van ouderverstoting. Volgens verweerder heeft zijn uitlating
niet gezorgd voor (verdere) escalatie, omdat de situatie al geëscaleerd was. Verweerder
is verder van mening dat zijn uitlating niet onnodig grievend was en dat dus geen
sprake was van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om
de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid
als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden
beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden
van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan
kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat
de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet
wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te
behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat
hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts
in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast
mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn
cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen
waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een
bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen
in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
5.2 De raad overweegt verder dat advocaten zich in het algemeen dienen te uiten
in zakelijke bewoordingen en met enige distantie tot het geschil tussen de cliënt
en de wederpartij; de woordkeuze moet passen in de context van het debat. Dit neemt
niet weg dat een advocaat in zijn woordkeuze de emoties van zijn cliënt tot uitdrukking
mag brengen. Van een onnodig grievende uitlating is echter pas sprake als bewoordingen
in de context van de berichtgeving, bijvoorbeeld, apert onjuist, zeer kwetsend of
neerbuigend zijn. Van onnodig grievende uitlatingen kan daarnaast sprake zijn als
grievende bewoordingen in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat
waarbinnen de bewoordingen worden gebruikt.
5.3 De raad is van oordeel de uitlatingen van verweerder kwetsend zijn en niet
konden bijdragen aan het debat. Verweerder had kunnen en moeten volstaan met de in
zijn pleitnota genoemde voorbeelden. De uitlating van verweerder over klager en zijn
moeder zijn onnodig grievend en hebben niet bijgedragen aan het voorkomen van (verdere)
escalatie van het geschil tussen klager en de vrouw. Dit is, in het bijzonder in de
context van een familierechtelijk geschil waarin minderjarige kinderen betrokken zijn,
niet zoals het een behoorlijk handelend advocaat betaamt en betekent dat de klacht
gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten over de wederpartij van zijn
cliënt in een conflictueuze familierechtelijke kwestie. Dit is onbetamelijk en de
raad acht de maatregel van waarschuwing passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder
door.
7.2 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a
en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en M.J. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.