ECLI:NL:TADRSGR:2022:36 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-054/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:36
Datum uitspraak: 30-03-2022
Datum publicatie: 31-03-2022
Zaaknummer(s): 22-054/DH/RO
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een huurzaak kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 30 maart 2022
in de zaak 22-054/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:


verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 20 januari 2022 met kenmerk R 2022/05, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 29. De voorzitter heeft verder kennisgenomen van:
-    de e-mail van 7 februari 2022, met bijlagen, van de zijde van klager;
-    de e-mail van 8 februari 2022 van de zijde van klager;
-    de e-mail van 10 februari 2022 van de zijde van klager;
-    de e-mail van 7 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van verweerder. 


1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager huurt sinds 11 maart 2021 een woning. Klager heeft bij de verhuurder klachten ingediend over de oplevering en de staat van de woning. 
1.2    Verweerder treedt op als advocaat van de verhuurder. Verweerder heeft op 28 mei 2021 het volgende aan klager geschreven:
“[Verhuurder] heeft mij gevraagd u deze brief te schrijven. Het gaat over de klachten over uw woning, de onenigheid met [verhuurder] over de afhandeling daarvan en de manier waarop u zich tegenover (medewerkers van) [verhuurder] opstelt. 
U huurt sinds 11 maart 2021 de woning aan de (...). U heeft zich kort daarna bij [verhuurder] gemeld met klachten over de oplevering en de staat van de woning. Vanaf 15 maart hebt u telefonisch, per brief en per email een grote hoeveelheid meldingen gemeld. U stelt dus dat uw woning gebrekkig is en dat [verhuurder] daar ten onrechte niets aan doet. 
[Verhuurder] heeft kennis genomen van uw klachten en meldingen. Op 18 mei 2021 heeft [verhuurder] een bezoek aan uw woning gebracht en de door u gemelde klachten onderzocht. Hoewel [verhuurder] meent dat die klachten niet terecht zijn (dus dat uw woning niet gebrekkig is), heeft zij uit coulance toch een behoorlijk aantal punten opgepakt. Op 26 en 27 mei 2021 zijn er werkzaamheden uitgevoerd en zijn die punten - naar uw tevredenheid - afgerond. Aan de overige klachten doet [verhuurder] niets. 
U hebt herhaaldelijk aangegeven het niet eens te zijn met [verhuurder] over welke van uw meldingen worden behandeld door [verhuurder] en de manier waarop uw klachten worden afgehandeld. U hebt een klacht ingediend bij de KWRU en bent een procedure gestart bij de huurcommissie. De KWRU heeft uw klacht niet in behandeling genomen wegens de lopende procedure bij de huurcommissie.
Hoewel het u vrijstaat klachten over uw woning te melden (sterker nog, u bent verplicht dat te doen), vindt [verhuurder] de manier waarop u dat doet onacceptabel. U stelt namelijk herhaaldelijk dat de expertise van de medewerkers van [verhuurder] en VOC onvoldoende is voor de afhandeling van uw klachten; u benadert steevast medewerkers die überhaupt niets met uw klachten te maken hebben (zoals de directie van [verhuurder]); tijdens het huisbezoek op 18 mei 2021 liep u weg toen u iets uitgelegd kreeg; u behandelt medewerkers met weinig respect; u valt medewerkers persoonlijk aan; en u maakt medewerkers van [verhuurder] zwart bijvoorbeeld tegenover de gemeente. 
[Verhuurder] accepteert dit niet. Zij zal u telefonisch niet meer te woord staan en zij zal uitsluitend nog reageren op e-mails die u aan info@[verhuurder].nl richt. E-mails die u (tevens) rechtstreeks aan medewerkers van [verhuurder] stuurt, zullen ongelezen verwijderd worden. Daarnaast sommeer ik u hierbij te stoppen met het zwartmaken van (medewerkers) van [verhuurder].”
1.3    Uit een e-mail van 1 juli 2021 aan het onderhoudsbedrijf van de verhuurder blijkt dat de gemeente adviseert om een gat in de vloer van de woning van klager te repareren. 
1.4    Op 6 juli 2921 heeft een medewerker van het onderhoudsbedrijf aan klager laten weten dat hij een monteur heeft gereserveerd voor de klus op 14 juli 2021. Klager heeft op 7 juli 2021 als volgt gereageerd:
“lk ben in afwachting van antwoord van de gemeente en een deadline”. 
lk wil inhoudelijk weten wat (verhuurder) gaat doen aan het dak. Gevarenzetting. 
Halve maatregelen zit ik niet op te wachten en ik beraad míj op te nemen stappen.”
1.5    Op 8 juli 2021 om 11.06 uur heeft de medewerker van het onderhoudsbedrijf aan klager gevraagd of hij een monteur kan inplannen op 15 of 16 juli 2021. Klager heeft om 11.38 uur als volgt gereageerd:
“lk heb het vermoeden dat u mijn mail niet serieus neemt. 
Nogmaals [verhuurder] moet inhoudelijk reageren, daar ik ben al 4 maanden met hen bezig, tevens heb ik u aangeven in afwachting te zijn van de Gemeente.”
1.6    Om 11.57 uur heeft de medewerker van het onderhoudsbedrijf bevestigd dat hij telefonisch met klager heeft besproken dat de reservering van de monteur is geannuleerd, omdat klager “eerst de gemeente en de huurcommissie wil afwachten”. Om 12.13 uur heeft klager als volgt gereageerd:
“lk ben ter zake het dak en in afwachting van de Gemeente, lk wil dat zij een deadline aangeven 
Ter zake andere gebreken die [verhuurder] en niet wil oppakken ben ik in afwachting van de Huurcommissie 
Niet dhr. B(…) bepaald nogmaals maar de Wet 
Al moet ik naar het Hof ik laat mij mijn recht niet ontnemen.”
Om 12.21 uur heeft klager vervolgens geschreven:
“Begrijpt u het nu?”
Om 12.35 uur heeft klager nog dit geschreven:
“Tevens kunt u het dak ook van buiten met een lift repareren, dat ik de deadline van de gemeente krijg is essentieel. Tevens laatste kans. Dan zie ik mij genoodzaakt een extern bedrijf te doen inhuren. Daar [verhuurder] niet met een adequate oplossing komt.”
1.7    Op 8 juli 2021 om 12.58 uur heeft de medewerker van het onderhoudsbedrijf aan klager geschreven dat er op 14 juli 2021 een onderaannemer langs komt om de dakpannen te repareren of terug te leggen. Om 13.15 uur heeft klager als volgt gereageerd:
“Dit is de laatste kans voor [verhuurder], mochten de werkzaamheden niet goed uitgevoerde worden, hebben jullie genoeg kanzen gehad en zie ik mij genoodzaakt een extern bedrijf te doen inhuren de kosten zal ik verhalen op [verhuurder]. 
Na 4 maanden lekkages, dakpannen die naar beneden vallen enz.enz. is mijn geduld op 
[Verhuurder] zal dan ingebrekestellingsbrief van mij ontvangen. 
lk wijs u er nogmaals op dat de kruipruimtes na belofte van [verhuurder] nog niet zijn schoon gemaakt.”
1.8    Bij brief van 8 juli 2021 heeft verweerder het volgende geschreven aan klager:
“De gemeente (...) heeft [verhuurder] opgedragen een gat in de beganegrondvloer van uw woning te dichten en te controleren of de pannen op het dak van uw woning voldoende vastliggen. [Verhuurder] heeft u meermaals gevraagd om haar gelegenheid te geven voor de uitvoering van die werkzaamheden door aan haar (en/of door haar hiervoor ingeschakelde derden) de toegang tot uw woning te verschaffen. 
U hebt aangegeven geen gelegenheid te zullen geven voor de uitvoering van deze werkzaamheden zolang de gemeente geen deadline heeft gesteld voor de uitvoering van de werkzaamheden. Ook hebt u aangegeven in afwachting te zijn van de huurcommissie. 
Op grond van artikel 7:220 lid 1 BW bent u verplicht uw verhuurder (en door haar ingeschakelde derden) gelegenheid te geven voor de uitvoering van dringende werkzaamheden in/aan uw woning. Noch een deadline van de gemeente, noch een huurcommissieprocedure brengt daar verandering in. Door geen gelegenheid te geven, schiet u tekort in de nakoming van voornoemde verplichting. 
Ik sommeer u hierbij om uiterlijk morgen 9 juli 2021 per e-mail aan mij te bevestigen dat u op de kortst mogelijke termijn gelegenheid zult geven voor de werkzaamheden, zonder een deadline van de gemeente of reactie van de huurcommissie af te wachten. Voor de planning van een nieuwe datum verzoek ik u ook uw verhinderdata voor de komende twee weken aan mij door te geven. 
Als u blijft weigeren gelegenheid te geven, verkeert u in schuldeisersverzuim en vormen de te herstellen punten hoe dan ook geen gebreken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, aangezien er dan sprake is van een aan u toe te rekenen omstandigheid. Tevens zal [verhuurder] de gemeente (...) verzoeken een last onder dwangsom aan u op te leggen als het gaat om het controleren van de dakpannen. [Verhuurder] hoopt echter dat het daar niet op aan hoeft te komen.”
1.9    Klager heeft gereageerd bij berichten van 8 juli 2021, 17.26 uur, 17.59 uur, 18.14 uur, 18.29 uur, 19.21 uur, 20.47 uur, 23.10 uur. Gemene deler van deze berichten is dat klager het oneens is met de wijze waarop de verhuurder met zijn klachten omgaat en dat hij verweerder intimidatie, leugenachtigheid en gebrek aan integriteit en fatsoen verwijt. 
1.10    Op 9 juli 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 
1.11    Op 9 juli 2021 om 00.41 uur heeft klager aan verweerder laten weten dat hij bij de deken een klacht heeft ingediend. Om 2.28 uur heeft klager aan verweerder geschreven dat zijn stelling dat sprake is van schuldeisersverzuim nergens op is gebaseerd en dat verweerder zich schuldig maakt aan leugens. Klager heeft, zakelijk weergegeven, zijn boodschap aan verweerder herhaald bij e-mails van 3.24 uur en 5.19 uur. Om 12.05 uur heeft verweerder klager gevraagd om een kopie van de ingediende klacht. Om 12.33 uur heeft klager aan verweerder geschreven over “de kwestie van het dak” en het gat in de vloer. Klager verwijt verweerder dat hij zich schuldig maakt aan liegen en het versturen van “blafbrieven”. Om 13.45 uur heeft klager aan verweerder laten weten dat hij de klacht van de orde zal ontvangen en verwijt hij verweerder, zakelijk weergegeven, gebrek aan integriteit en fatsoen. Om 14.45 uur heeft klager geschreven:
“Ik heb u meerdere malen aangegeven maandag as tijd te hebben voor de gat in de vloer. U reageert weer niet. Dat ben ik inmiddels gewend van u. Na uw blafbrieven reageert u inhoudelijk nergens meer op. Wat is uw antwoord”
1.12    Op 9 juli 2021 om 14.55 uur heeft verweerder klager laten weten dat er maandag iemand langskomt “voor de plint” en dat er woensdag iemand komt “met een hoogwerker om de dakpannen te controleren en eventueel te herstellen”. 
1.13    Bij e-mail van 10 juli 2021, 22.26 uur, aan verweerder heeft klager toegelicht waarom hij tegen verweerder een klacht heeft ingediend. 
1.14    Op 11 juli 2021 om 10.45 uur heeft klager verweerder een bericht gestuurd over onder meer het vervangen van de dakpannen. Dezelfde dag heeft klager ook nog een bericht geschreven aan verweerder over een rekening die volgens klager niet voor hem bestemd is en over het mogelijke gevaar bij het vervangen van de dakpannen. 
1.15    Bij e-mail van 12 juli 2019 heeft klager onder meer aan verweerder bevestigd dat het gat in zijn woning is gerepareerd. 
1.16    Op 13 juli 2019, 12.35 uur, 14 juli 2019, 12.49 uur en 15 juli 2019, 14.01 uur, heeft klager verweerder opnieuw berichten gestuurd over het herstel van de dakpannen.
1.17    Op 22 en 23 juli 2019 heeft klager verweerder berichten gestuurd over de kruipruimte van zijn woning. 
1.18    Op 26 juli 2021 heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:
“Na uw blafbrieven heeft u tot op heden nog steeds niet ínhoudelijk gereageerd. Nogmaal wat is de stand van zaken ter zake de kruipruimtes die na belofte van [verhuurder] nog steeds niet zijn schoongemaakt. 
Consessies doen ter zake uw leugens, sommatie, handelswijze ontnemen van grondrechten daar hoeft u niet op te rekenen, al moet ik naar het hof van discipline.”
1.19    Op 29 juli 2021 heeft klager verweerder gevraagd naar de “stand van zaken qua kruipruimte”. Verweerder heeft dezelfde dag het volgende geschreven aan klager:
“Gelet op de hoeveelheid e-mails die u alle betrokkenen bij dit dossier stuurt, reageer ik niet telkens op elke e-mail. 
U kent het standpunt van [verhuurder] als het gaat om de kruipruimte al geruime tijd en er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat haar standpunt zou zijn gewijzigd. In zoverre begrijp ik dan ook niet waarom u telkens vraagt naar de stand van zaken, te meer nu de punten waarover u met [verhuurder] van mening verschilt – bij mijn weten – door u aan de Huurcommissie zijn voorgelegd. (…)”
1.20    Klager heeft op 29 juli 2021 gereageerd om 17.00 uur, 17.39 uur en 23.09 uur. 
1.21    Klager heeft op 1 augustus 2021 opnieuw een bericht aan verweerder gestuurd waarin hij zijn ongenoegen over diens optreden uit. Ook op 2 en 17 augustus heeft klager nog berichten naar verweerder gestuurd. 


2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder wil klager monddood maken en probeert klager zijn recht op vrijheid van meningsuiting te ontnemen. 
b)    Verweerder reageert nergens inhoudelijk op en verstuurt enkel maar “blafbrieven”. 
c)    Verweerder probeert klager te intimideren. 
d)    Verweerder liegt. 
e)    Klager heeft verweerder diverse keren gebeld om te vragen om opheldering. Telkens werd klager te kennen gegeven dat verweerder zou bellen, maar dat gebeurde nooit. 
2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.     

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
3.2    Verweerder heeft aangevoerd dat tussen klager en de verhuurder verschil van inzicht bestaat over gebreken aan de woning van klager. Een aantal gebreken zijn verholpen. Klager stelt zich jegens de verhuurder echter op het standpunt dat er meer gebreken zijn die verholpen moeten worden en dat de verhuurder dat ten onrechte weigert. Klager heeft die punten voorgelegd aan de huurcommissie. Bij de procedure bij de huurcommissie is verweerder niet betrokken. 
3.3    Met zijn brief van 28 mei 2021 aan klager heeft verweerder het standpunt van de verhuurder over de (gestelde) gebreken uiteengezet. 
3.4    Verweerder heeft aangevoerd dat hij in de 24 uur na het versturen van zijn brief van 8 juli 2021 16 e-mails heeft ontvangen en, daarna, tot 22 augustus 2021 nog eens 18 e-mails.  

4    BEOORDELING
Toetsingskader
4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2    De voorzitter stelt verder voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of een advocaat betamelijk en zorgvuldig heeft gehandeld. De tuchtrechter oordeelt niet over het onderliggende geschil. Dit betekent dat het in het bijzonder door klager gestelde over de kwestie met de verhuurder in deze beslissing niet zal worden besproken en beoordeeld. 
Klacht
4.3    In essentie gaat het in deze zaak om verschil van mening tussen een huurder en een verhuurder over de staat van de gehuurde woning en de plicht om (herstel)werkzaamheden uit te voeren. Verweerder treedt in dat geschil op als advocaat van de verhuurder en is in die hoedanigheid niet verantwoordelijk voor de keuze van de verhuurder ten aanzien van de wel of juist niet uitgevoerde werkzaamheden. Voor zover de klacht daarop ziet is deze dus kennelijk ongegrond. 
4.4    De voorzitter stelt op grond van de correspondentie die zich in dit klachtdossier bevindt tussen klager enerzijds en (medewerkers van) de verhuurder en verweerder anderzijds vast dat klager zich veeleisend en onredelijk opstelt. Zijn berichten zijn vaak onsamenhangend en aanvallend van toon. Klager weet verder niet van ophouden; hij blijft maar e-mails sturen.
4.5    Gelet hierop stond het verweerder naar het oordeel van de voorzitter vrij om namens zijn cliënt grenzen en voorwaarden te stellen aan de wijze waarop de communicatie tussen klager en de verhuurder zou verlopen, namelijk uitsluitend nog per e-mail. Dit betekent dat klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is. De berichten van verweerder aan klager zijn naar het oordeel van de voorzitter verder niet intimiderend of anderszins onbetamelijk van toonzetting en inhoud, zodat ook klachtonderdelen b en c kennelijk ongegrond zijn. 
4.6    De stelling dat verweerder liegt en dat hij toezeggingen om telefonisch contact op te nemen met klager niet nakomt heeft klager naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdelen d en e zijn daarom ook kennelijk ongegrond. 
Slotsom
4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.


BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022.