ECLI:NL:TADRSGR:2022:31 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-187/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:31
Datum uitspraak: 21-03-2022
Datum publicatie: 22-03-2022
Zaaknummer(s): 21-187/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft niet als een betamelijk advocaat gehandeld door klager en zijn advocaat niet in kennis te stellen van het contact dat zij heeft gelegd met de secretaris van de Beroepscommissie naar aanleiding van het dossier van klager.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 maart 2022 in de zaak 21-187 naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem

over:

verweerster
gemachtigde: mr. L.H. Rijpkema

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 31 maart, 6 en 9 april 2020 heeft mr. Lem, mede namens twee cliënten, bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. Op 11 juni 2020 heeft mr. Lem ook een klacht namens klager ingediend over verweerster. Deze uitspraak bevat enkel een beslissing over laatstgenoemde klacht. 
1.2    Op 5 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K070 2020 ar/cw van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van 7 februari 2022 van de raad. Daarbij waren klager, de gemachtigde van klager, alsmede verweerster en haar gemachtigde aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7 (inhoudelijk) en bijlagen 1 tot en met 14 (procedureel).

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager is sinds 1989 in dienst geweest van (de rechtsvoorgangers van) bedrijf X, laatstelijk als -kort gezegd - Financial Reporter.
2.3    Verweerster is werkzaam als advocaat bij bedrijf X.
2.4    Als gevolg van een reorganisatie is de functie van klager vervallen. Klager is per 1 december 2019 boventallig verklaard. Op de reorganisatie is het Sociaal Plan [bedrijf X] (hierna: het sociaal plan) afgesloten met de vakbonden. Ook het dienstverband van een aantal andere werknemers is geëindigd. Mr. Lem heeft een aantal van deze werknemers bijgestaan, onder wie klager.
2.5    Klager heeft gesolliciteerd op de bij de reorganisatie gecreëerde functie van - kort gezegd - Business Controller. Bij e-mail van 24 december 2019 is aan klager meegedeeld dat hij niet geschikt was bevonden voor die functie.
2.6    Klager heeft, na een ongegrond verklaard bezwaar, geprocedeerd bij de Beroepscommissie Sociaal Plan [bedrijf X] (hierna: de Beroepscommissie). Met name kwam de vraag aan de orde of de functie van Business Controller als een nieuwe functie of als een gewijzigde functie in de zin van het sociaal plan moest worden aangemerkt. Volgens klager was het een gewijzigde functie; volgens bedrijf X een nieuwe functie.
2.7    Bij beslissing van 23 april 2020 heeft de Beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaard. De Beroepscommissie heeft bedrijf X geadviseerd om jegens klager te erkennen dat zij bij de beoordeling van diens kandidatuur voor de functie van Business Controller ten onrechte de procedureregels van het sociaal plan buiten toepassing heeft gelaten. Omdat het om een unanieme uitspraak gaat, is het advies van de Beroepscommissie voor bedrijf X bindend en moest het binnen twee maanden worden geëffectueerd. 
2.8    Verweerster heeft op 2 juni 2020 nadere rapporten over (het waarderen van de functie van) klager aan de secretaris van de Beroepscommissie gemaild en gevraagd of de Beroepscommissie daarvan nog kennis wil nemen. Uit deze rapporten zou blijken dat de functie van Business Controller toch een nieuwe functie is. Bij e-mail van 3 juni 2020 heeft de secretaris hierop gereageerd met de mededeling dat de Beroepscommissie van die rapporten geen kennis wenst te nemen, omdat de beroepsprocedure inmiddels was geëindigd.
2.9    Bij e-mail van 4 juni 2020 heeft verweerster aan mr. Lem meegedeeld dat bedrijf X bereid is om klager in de gelegenheid te stellen om via een extern assessment alsnog van zijn geschiktheid voor de functie van Business Controller te doen blijken. Op dat aanbod is klager niet ingegaan. 
2.10    Klager heeft op 11 juni 2020 bedrijf X aansprakelijk gesteld voor het niet nakomen van de uitspraak van de Beroepscommissie en aangekondigd in kort geding nakoming te zullen vorderen. 
2.11    Bij e-mail van 12 juni 2020 heeft verweerster aan mr. Lem meegedeeld dat bedrijf X gevolg zou geven aan de uitspraak van de Beroepscommissie door klager een assessment te laten afleggen. Verweerster benadrukt dat aldus de procedure van het sociaal plan nogmaals wordt uitgevoerd en dat bedrijf X gevolg geeft aan de uitspraak van de Beroepscommissie.
2.12    Bij brief van 23 juni 2020 is namens bedrijf X aan klager bericht dat bedrijf X van mening blijft dat de functie van Business Controller een nieuwe functie is en dat zij op de juiste wijze invulling heeft gegeven aan de plaatsingsprocedure van het sociaal plan. Aan klager wordt een onafhankelijk en extern assessment aangeboden, waardoor volgens bedrijf X gehoor wordt gegeven aan de uitspraak van de Beroepscommissie.
2.13    Klager heeft vervolgens door het uitbrengen van een dagvaarding op 29 juni 2020 een kort geding aanhangig gemaakt, strekkende tot nakoming van de uitspraak van de Beroepscommissie van 23 april 2020.
2.14    Op 3 juli 2020 heeft verweerster een e-mail gestuurd naar mr. Lem met de volgende inhoud:
“Na bestudering van de kort geding dagvaarding en in navolging van de brief van de heer C(…) van 23 juni jl. verstuurd aan uw cliënt bericht ik u als volgt. 
[Bedrijf X] heeft in haar brief uw cliënt de mogelijkheid geboden om een assessment af te leggen, om zodoende de plaatsingsprocedure genoemd in (…) het Sociaal Plan uit te voeren conform de (…) beschreven wijze. Hiermee geeft [bedrijf X] gehoor aan de uitspraak van de Beroepscommissie van 23 april 2020. [Bedrijf X] heeft voor een extern  assessment gekozen om de objectiviteit van de plaatsingsprocedure te waarborgen. 
[Bedrijf X] heeft echter moeten constateren dat de uitnodiging tot het afleggen van een assessment niet bij uw cliënt in goede aarde blijkt te vallen. Derhalve heeft [bedrijf X] besloten uw cliënt eenmalig het hierna genoemde aanbod te doen ter uitvoering van de uitspraak van 23 april 2020. [Bedrijf X] biedt uw cliënt aan om de plaatsingsprocedure genoemd in (…) het Sociaal Plan volledig opnieuw te doorlopen, op basis van de volgende stappen:
•    Er wordt een plaatsingscommissie samengesteld bestaande uit mevrouw B(…), Senior HR Business  Partner, mevrouw B(…), Senior Corporate Recruiter, en de heer M(…), Head Record to Report; 
•    Uw cliënt wordt uitgenodigd voor een plaatsingsgesprek met de heer M(…) en mevrouw B(…);
•    Aan de hand van het functieprofiel behorend bij de functie van Business Control (…) zal een plaatsingsformulier worden opgesteld. Dit formulier zal voorafgaande aan het gesprek naar uw cliënt worden gestuurd; 
•    Naast het gesprek zullen de eerdere beoordelingen van uw cliënt worden meegewogen bij de beoordeling of de functie passend is;
•    De plaatsingscommissie zal daarop een goed gemotiveerd en schriftelijk besluit nemen over de passendheid van de functie van Business Control (…) voor uw cliënt en zal uw cliënt hierover informeren tezamen met het ingevulde plaatsingsformulier;
•    Indien de plaatsingscommissie de functie passend acht voor uw cliënt, dan zal hij alsnog worden geplaatst op de functie van Business Control (…);
•    Indien de plaatsingscommissie de functie niet passend acht voor uw cliënt, dan kan hij tegen dit besluit bezwaar maken en vervolgens in beroep gaan conform de in het Sociaal Plan genoemde wijze.
[Bedrijf X] verneemt graag van u per omgaande of uw cliënt van dit aanbod gebruik wenst te maken.”

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
a.    Verweerster heeft geen gevolg heeft gegeven aan het unanieme en bindende advies van de Beroepscommissie van 23 april 2020; 
b.    Verweerster heeft zich eenzijdig tot de secretaris van de Beroepscommissie gewend om daarmee bewust en opzettelijk, achter de rug van klager en zijn advocaat om, te proberen het unanieme advies van de Beroepscommissie van 23 april 2020 te beïnvloeden.  

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 
4.2    Verweerster voert aan dat zij namens bedrijf X gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de Beroepscommissie. 
4.3    Verweerster heeft verder aangevoerd dat de Beroepscommissie ten tijde van haar in 2.8 genoemde contact reeds een bindend advies had gegeven waartegen geen (hoger) beroep openstond, waardoor de stelling van klager dat verweerster heeft geprobeerd de uitspraak van de Beroepscommissie te beïnvloeden geen stand houdt. 
4.4    Voorts heeft verweerster toegelicht wat de aanleiding van haar contact met de secretaris van de Beroepscommissie is geweest. Volgens verweerster wenst de Beroepscommissie nadat zij advies heeft uitgebracht doorgaans een terugkoppeling te ontvangen over de wijze waarop het advies uiteindelijk is uitgevoerd. Verweerster heeft daar gehoor aan willen geven.
4.5    Verweerster stelt verder over haar contact met de secretaris van de Beroepscommissie dat zij destijds in alle redelijkheid tot de conclusie is gekomen dat zij de advocaat van klager daarvan niet direct op de hoogte hoefde te stellen.

5    BEOORDELING
Toetsingskader 
5.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2    Verder geldt dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk advocaat betaamt en zorgvuldig is geweest. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de kwestie die aan de klacht ten grondslag heeft gelegen. Dit betekent dat hetgeen over en weer naar voren is gebracht over de achterliggende kwestie niet zal worden besproken. 
Ten aanzien van klachtonderdeel a:
5.3    Voor zover de klacht inhoudt dat verweerster geen gevolg heeft gegeven aan het unanieme en bindende advies van de Beroepscommissie overweegt de raad dat uit de inhoud van haar berichten op 12 juni 2020 en 3 juli 2020, alsmede uit de inhoud van het bericht van 23 juni 2020 namens bedrijf X, volgt dat bedrijf X (en verweerster namens dit bedrijf) heeft beoogd de gehele plaatsingsprocedure van klager opnieuw te doorlopen door middel van een objectieve en onbevooroordeelde herbeoordeling van de geschiktheid van klager voor de functie van Business Controller. 
5.4    De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b:
5.5    Hoewel niet in geschil is dat tegen de beslissing van 23 april 2020 van de Beroepscommissie geen (hoger) beroep mogelijk was, heeft verweerster naar het oordeel van de raad door onder de geschetste omstandigheden eerst telefonisch en vervolgens schriftelijk contact op te nemen met de secretaris van de Beroepscommissie niet overeenkomstig artikel 46 van de Advocatenwet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat verweerster op klager betrekking hebbende rapportages heeft verzonden met een inhoud die strookte met het standpunt dat in de procedure namens bedrijf X was ingenomen (maar niet was gevolgd) en dat verweerster dat heeft gedaan zonder klager en zijn advocaat daarvan in kennis te stellen. Het is uiteindelijk de Beroepscommissie geweest die de advocaat van klager over het contact tussen verweerster en de secretaris van de Beroepscommissie op de hoogte heeft gesteld. 
5.6    Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft verweerster naar het oordeel van de raad in ieder geval de schijn gewekt dat zij heeft geprobeerd de Beroepscommissie op enigerlei wijze te beïnvloeden. 
5.7    Verweerster had zich op voorhand bewust moeten zijn van het effect van haar handelen en zij  had iedere schijn van beïnvloeden moeten voorkomen door transparant te zijn over (de aard van) haar contact met de Beroepscommissie jegens klager en zijn advocaat.
5.8    De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

6    MAATREGEL
6.1    Uit het voorgaande volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Verweerster heeft niet als een betamelijk advocaat gehandeld door klager en zijn advocaat niet in kennis te stellen van het contact dat zij heeft gelegd met de secretaris van de Beroepscommissie naar aanleiding van het dossier van klager. De raad houdt er bij de oplegging van een maatregel rekening mee dat verweerster naar het oordeel van de raad onvoldoende inzicht heeft getoond in het ontoelaatbare van haar handelen. Zij heeft weliswaar excuses aangeboden, omdat zij vindt dat haar werkwijze achteraf bezien niet erg gelukkig is geweest, maar zij is tegelijk ook van mening dat er een wettelijke grondslag ontbreekt om haar nalaten tuchtrechtelijk te verwijten.  
6.2    In het voordeel van verweerster houdt de raad er rekening mee dat zij niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. De raad is rekening houdend met alle omstandigheden van oordeel dat een waarschuwing passend en geboden is. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerster op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 
7.3    Verweerster dient het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, te betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door te geven. Verweerster dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b gegrond;
-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
-    veroordeelt verweerster tot betaling  van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten, T. Hordijk, L.P.M. Eenens en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier.