ECLI:NL:TADRSGR:2022:232 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-850/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:232
Datum uitspraak: 21-12-2022
Datum publicatie: 23-12-2022
Zaaknummer(s): 22-850/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 december 2022 in de zaak 22-850/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 19 oktober 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K152 2022 IA/AK en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel).
De raad heeft verder kennis genomen van de e-mails van 3 november 2022, 17.12 uur en 17.34 uur, van 4 november 2022 en van 6 november 2022, alle van de zijde van klager.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. De vrouw werd bijgestaan door verweerster.
1.2 De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verweer gevoerd tegen de stellingen van klager.
1.4 Uit het dossier blijkt dat verweerster een kort geding heeft ingesteld. Strekking van de vordering was dat klager zijn medewerking zou verlenen aan de levering van de echtelijke woning.
1.5 Op 29 juni 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan liegen, belediging, het schaden van zijn belangen en oplichting. Klager stelt dat verweerster hem een vergoeding moet betalen. Volgens klager stond er een fout in de beschikking van de rechtbank en heeft verweerster ten onrechte niet geprobeerd om deze te corrigeren.

3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft laten weten dat het voor haar onduidelijk is wat de klacht precies is. Zij heeft aangevoerd dat zij in de echtscheidingsprocedure de vrouw heeft bijgestaan en dat ook klager werd bijgestaan door een advocaat. Tijdens de zitting werd hij daarnaast bijgestaan door een tolk.

4 BEOORDELING
4.1 De klacht is kennelijk ongegrond, omdat een feitelijke onderbouwing ontbreekt. Uit de stukken die klager ter onderbouwing van zijn klacht heeft overgelegd blijkt niet dat verweerster in de echtscheidingsprocedure onjuiste of misleidende uitspraken heeft gedaan.
4.2 Het is de voorzitter duidelijk dat klager het niet eens is met de stellingen die verweerster namens de vrouw heeft ingenomen in haar processtukken. In aanmerking genomen dat klager verweer heeft kunnen voeren is dit echter onvoldoende om vast te stellen dat sprake is van onzorgvuldig en onbetamelijk handelen van verweerster. Verweerster is immers de advocaat van de vrouw en behartigt dus haar belangen. Die komen niet altijd overeen met de belangen van klager.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022.