ECLI:NL:TADRSGR:2022:225 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-645/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:225 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 19-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-645/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de eigen advocaat ongegrond. Van de advocaat kan niet wacht worden dat hij een procedure zal starten of een schadeclaim zal indienen, als de stellingen van de cliënt niet concreet kunnen worden toegelicht en onderbouwd. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 december 2022 in de zaak 22-645/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 20 januari 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 4 augustus 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K011 2022 ia/ak
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 november 2022. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met
6 (procedureel).
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft verweerder benaderd in verband met een op zijn Mercedes gelegd
beslag door een deurwaarder.
2.3 Op 12 november 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder.
2.4 Bij e-mail van 16 november 2021 heeft verweerder aan klager onder meer het
volgende geschreven:
“U verwijt [deurwaarder] te late opheffing van een beslag op uw Mercedes A met kenteken
[…] ondanks het feit dat zij het dossier gesloten had. Als gevolg is, tijdens u afwezigheid
in Turkije, de verkoop van die auto niet doorgegaan, althans is de koper met die auto
verdwenen zonder u te betalen.
Bijgesloten de toevoeging (…) krachtens welk u een eigen bijdrage is opgelegd van
€ 152. Gaarne betaling (…) waarna ik [deurwaarder] kan aanschrijven.”
2.5 Klager heeft de eigen bijdrage betaald en zijn correspondentie met de RDW en
de deurwaarder aan verweerder verstrekt.
2.6 Op 17 november 2021 heeft verweerder de RDW aangeschreven met de vraag wie
als eigenaar van de betreffende Mercedes was geregistreerd en welke beslagen op deze
auto waren ingeschreven.
2.7 Bij e-mail van 30 november 2021 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven:
“Volgens bijgesloten bericht van de RDW is uw Mercedes met kenteken […] op 25 mei
2021 te naam gesteld van [naam]. Hoe is deze eigenaar geworden? [Deurwaarder] heeft
de auto weliswaar beslagen, maar pas op 16 juli 2021.
Ik heb uw correspondentie doorgespit met zowel [deurwaarder] als de RDW, maar kan
er geen touw aan vastknopen. Wilt u een afspraak maken om de zaak op kantoor te bespreken?”
Uit het bijgevoegde bericht van de RDW volgt dat klager vanaf 13 juli 2021 als eigenaar
van de Mercedes geregistreerd staat, dat er sindsdien geen nieuwe eigenaar is geregistreerd
en dat de deurwaarder een beslag heeft ingeschreven van 16 juli 2021 tot 23 augustus
2021.
2.8 Bij e-mail van 2 december 2021 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven:
“Hierbij bevestig onze bespreking van zo even waarbij u de feiten als volgt uitlegde:
U bent eigenaar van meerdere auto’s. De Mercedes A met kenteken […], die u kort daarvoor
had gekocht, hebt u op 14/15 juli 2021 voor € 16.000 via een tussenpersoon weer verkocht
aan een onbekende derde. In verband met uw vertrek op 15 juli naar Turkije, had u
sleutels en kentekenbewijs afgegeven aan uw broer [naam] ten behoeve van die tussenpersoon.
U hebt niets meer vernomen over die Mercedes.
Blijkens RDW heeft [deurwaarder] op 16 juli beslag gelegd op die auto. Bij mail van
30 juli verweet u [deurwaarder] onterecht daar op beslag te hebben gelegd waardoor
u niet kon leveren, terwijl iemand daarmee intussen vijf boetes had opgelopen wegens
te snel rijden, voorts ontving u een aanslag (wegen)belasting en een factuur van een
verzekeringsmij; u wenst die kosten te verhalen op [deurwaarder].
U zegde toe schriftelijke verklaringen over te leggen van uw broer en de tussenpersoon;
die zullen niet alleen de koper moeten vermelden maar ook wat er is gebeurd met de
€ 16.000 en de auto.”
2.9 Op 2 december 2021 heeft verweerder nogmaals de RDW aangeschreven met het verzoek
(uitvoerigere) informatie over de eigenaars van de betreffende Mercedes en de daarop
gelegde beslagen te mogen te ontvangen.
2.10 Bij e-mail van 10 december 2021 heeft verweerder aan klager laten weten dat
de informatie van de RDW hetzelfde resultaat heeft opgeleverd. Ook heeft verweerder
geschreven:
“U had toegezegd schriftelijke verklaringen over te leggen van uw broer en de tussenpersoon.
Zoals eerder geschreven zullen die niet alleen de koper moeten vermelden maar ook
wat er is gebeurd met de € 16.000 en de auto. Lukt dat niet dan zie ik niet hoe u
uw stellingen kunt onderbouwen.”
2.11 Bij e-mail van 19 januari 2022 heeft verweerder aan klager de bespreking van
die ochtend bevestigd en verder onder meer geschreven:
“Ik herhaalde wat ik u op 10 december 2021 had geschreven: aangezien uit RDW’s registratie
niet blijkt wie de opvolgend eigenaar is, ik geen mogelijkheid zag hoe die Rijksdienst
aan te spreken. Bovendien had u niet de toegezegde verklaring overgelegd van uw broer
die immers de Mercedes aan de koper, althans een tussenpersoon, zou hebben overgedragen.
U zei eerst dat uw broer die tussenpersoon niet kende, vervolgens dat die verklaring
er wel zou komen, maar u had mij toch betaald? U doelde op de eigen bijdragen opgelegd
door de Raad voor Rechtsbijstand, hetgeen ik beaamde. U stond vervolgens op met de
mededeling een klacht tegen mij in te dienen bij de deken, om het kantoor zonder groet
te verlaten.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat verweerder tekort
is geschoten in de behartiging van klagers belangen.
3.2 Klager stelt dat hij bij aanvang alles heeft uitgelegd en dat het voor verweerder
duidelijk was welke werkzaamheden zouden moeten worden uitgevoerd. Verweerder zou
volgens klager hebben gezegd dat hij namens klager de schade als gevolg van de volgens
klager onjuiste beslaglegging ging claimen bij de deurwaarder. Verweerder gaf klager
te dezer zake een garantie. Verweerder heeft informatie opgevraagd bij de RDW, maar
dat informatieverzoek gaat over de oude eigenaar van de auto. Klager wilde weten wie
(na hem) de nieuwe eigenaar van de auto is geworden. Kort nadien zei verweerder ineens
dat hij niets meer voor klager kon betekenen. Klager vindt dat dat niet conform afspraak
is: verweerder had hem immers volgens hem beloofd dat hij het ging regelen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. De raad
neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in
artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening
te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter
rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop
hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de
zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot
de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan
zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijke handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Beoordeling
5.2 De raad overweegt dat de opdracht van klager zag op het claimen van schade
bij de deurwaarder als gevolg van het (volgens klager) onterecht gelegde beslag door
de deurwaarder. Verweerder heeft terecht gesteld dat voor het inroepen van een dergelijke
schadeclaim de schade onderbouwd moet kunnen worden. Meer in het bijzonder zou klager
bewijs moeten leveren van zijn stelling dat door de (volgens hem onterechte) beslaglegging
een gunstige doorverkoop van de auto verhinderd is. Daarover boden de door klager
verstrekte stukken te weinig informatie. De informatie van de RDW die verweerder had
opgevraagd bood evenmin onvoldoende aanknopingspunten voor de onderbouwing van de
claim; er bleek uit de van de RDW verkregen informatie niet dat de auto door of namens
klager aan een ander zou zijn verkocht en/of overgedragen. Uit de overgelegde stukken
uit het dossier blijkt dat vervolgens is afgesproken dat klager verklaringen van zijn
broer en de tussenpersoon zou aanleveren om zo de verkoop van de auto en daarmee de
schade te onderbouwen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klager die schriftelijke
verklaringen niet heeft verstrekt. Zonder die verklaringen zag verweerder geen reële
mogelijkheid om klagers stellingen jegens de deurwaarder te onderbouwen. De raad acht
dat niet onbegrijpelijk. Dat verweerder wegens een gebrek aan bewijs heeft aangegeven
dat hij niets meer voor klager kan betekenen, kan niet aan verweerder verweten worden.
Hoewel het waarschijnlijk teleurstellend is geweest voor klager, betekent dat niet
dat verweerders bijstand ontoereikend is geweest. Verweerder heeft terecht gesteld
dat een advocaat een inspanningsverplichting heeft, maar geen resultaatsverplichting.
Dat de door klager gestelde garantie ten aanzien van de uitkomst van het debat met
de deurwaarder is gegeven, blijkt ondertussen niet. Van een advocaat kan niet verwacht
worden dat hij een procedure zal starten of een schadeclaim zal indienen, als de stellingen
van zijn cliënt niet concreet toegelicht en onderbouwd kunnen worden. Ook kan het
niet aan verweerder verweten worden dat de RDW geen informatie had over de nieuwe
eigenaar van de auto. Een advocaat is immers niet verantwoordelijk voor de (juistheid
of compleetheid van de) door de RDW bijgehouden registers. Verweerders handelen is
niet ontoereikend of klachtwaardig geweest. De klacht is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. R. de Haan, E.A.L. van Emden, W.R. Arema en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.