ECLI:NL:TADRSGR:2022:220 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-1022/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:220 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2022 |
Datum publicatie: | 19-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-1022/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 19 december 2022 in de zaak 21-1022/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 maart 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 december 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 234 2021
ia/cw van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 2 maart 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk
kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 2 maart 2022 verzonden
aan partijen.
1.4 Op 14 maart 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 november 2022. Daarbij
was klager aanwezig. Verweerder is niet op de zitting van de raad verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en
van het verzetschrift. De raad heeft verder kennisgenomen van de e-mail van 16 juni
2022, met bijlage, van klager en van de e-mail van 4 oktober 2022 van klager.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter
heeft miskend dat verweerder aan klager ten onrechte geen rechtsbijstand heeft verleend.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden van verzet niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter
heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden gedeeltelijk niet-ontvankelijk en
gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht.
4.4 De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
4.5 De raad wijst erop dat de verwijzingen in het dictum van de voorzittersbeslissing
niet juist zijn. De klacht is niet-ontvankelijk zoals overwogen in 4.2 (in plaats
van 4.3) van de voorzittersbeslissing en kennelijk niet-ontvankelijk zoals overwogen
in 4.3 (in plaats van 4.4) van de voorzittersbeslissing. Het gaat om een kennelijke
verschrijving die met deze beslissing moet worden geacht te zijn verbeterd.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis. M.G. van den Boogerd, M.P. de Klerk en F.G.L. van Ardenne, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2022.