ECLI:NL:TADRSGR:2022:214 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-799/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:214
Datum uitspraak: 07-12-2022
Datum publicatie: 07-12-2022
Zaaknummer(s): 22-799/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat die na een negatief cassatieadvies weigert om cassatie in te stellen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 december 2022 in de zaak 22-799/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 6 oktober 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) met kenmerk K268 2021 ia/cw en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 12 (procedureel).

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is in een geschil verwikkeld met zijn voormalig werkgever. Klager heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld op de grond dat hij door toedoen van de werkgever te vroeg en tegen een te lage loonwaarde in de WAO terecht is gekomen. 
1.2    Bij vonnis van 28 februari 2020 heeft de kantonrechter de vordering van klager afgewezen, omdat de vordering verjaard is.
1.3    Bij arrest van 28 september 2021 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
1.4    Bij e-mail van 11 oktober 2021 heeft klager het kantoor van verweerder benaderd in verband met het instellen van cassatieberoep. 
1.5    Verweerder heeft op 12 oktober 2021 gereageerd en geschreven dat hij op basis van een toevoeging een cassatieadvies kan uitbrengen. Verweerder heeft daarbij vermeld dat hij alleen in cassatie gaat als hij een redelijke kans ziet. 
1.6    Op 19 oktober 2021 heeft klager een e-mail aan verweerder gestuurd die hij ondertekend met “eiser tot cassatie” en zijn naam. Verweerder heeft een dag later gereageerd en geschreven dat klager nog geen eiser tot cassatie is, dat verweerder eerst een cassatieadvies geeft en in cassatie gaat indien hij een redelijke kans ziet.
1.7    Bij e-mail van 20 oktober 2021 heeft verweerder de opdrachtbevestiging en algemene voorwaarden aan klager gezonden. In de e-mail schrijft verweerder nogmaals dat hij alleen in cassatie gaat als hij een redelijke kans ziet. In de opdrachtbevestiging is onder meer opgenomen:
“U heeft mij verzocht om te bekijken of cassatie haalbaar is i.v.m. het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 september jl. De cassatietermijn verloopt op 28 december a.s. (…)
Niet elke zaak is geschikt voor cassatie. Indien ik positief adviseer zal ik conform mijn cassatieadvies het cassatieberoep instellen. Het advies kan ook negatief zijn. Bij een negatief advies zal ik niet voor u in cassatie gaan. U kunt dan een andere cassatieadvocaat om een second opinion vragen.”
Klager heeft de opdrachtbevestiging en algemene voorwaarden diezelfde dag geaccepteerd.
1.8    Op 2 december 2021 heeft verweerder het (negatieve) cassatieadvies aan klager gezonden en daarbij geschreven dat hij geen goede kans ziet en daarom niet in cassatie zal gaan. Het cassatieadvies maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 
1.9    Klager heeft diezelfde dag gereageerd en geschreven dat het advies niet te volgen is. Ook schrijft klager:
“Kunt u doorverwijzen naar een second opinion cassatie advocaat . u heeft er lang overgedaan .  en zet mij nu voor het blok.”
1.10    Verweerder heeft klager diezelfde dag per e-mail laten weten hoe hij een andere cassatieadvocaat kan vinden.
1.11    Op 2 december 2021 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, omdat hij ten onrechte een negatief cassatie advies heeft gegeven. De klacht ziet in het bijzonder op het feit dat verweerder niet wil opkomen tegen het oordeel van het gerechtshof dat klagers vordering verjaard is. Klager stelt dat dit in strijd is met het Mispelhoefarrest van de Hoge Raad.


3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder. De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
4.2    Voor zover klager verwijten maakt aan andere advocaten en/of de deken, geldt dat die verwijten in deze zaak niet ter beoordeling voor liggen. De voorzitter zal deze verwijten daarom buiten beschouwing laten. 
4.3    Klager voert het Mispelhoefarrest aan ter onderbouwing van zijn stelling dat zijn vordering niet is verjaard. Verweerder heeft in het cassatieadvies echter gemotiveerd aangegeven dat klagers zaak anders is, omdat de vereiste toelichting in klagers zaak ontbreekt. Klager heeft (verder) geen, althans onvoldoende redenen of omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat het door verweerder gegeven cassatieadvies onjuist is of in strijd is met wat een redelijk bekwaam advocaat in deze zaak zou kunnen of behoren te adviseren. Ook anderszins is de voorzitter niet gebleken dat sprake is van een onjuist of ten onrechte negatief advies. Dat klager het niet eens is met het advies, is daarvoor onvoldoende. 
4.4    Verweerder heeft klager er bovendien meermalen op gewezen, zowel bij het aannemen van de zaak en ook daarna, dat hij geen cassatie zou instellen in het geval van een negatief advies. Hij heeft klager daarbij ook gewezen op de mogelijkheid van een second opinion en heeft zijn advies ruim op tijd gegeven, zodat klager tijd had om zo nodig een andere advocaat te benaderen voor een second opinion. Dat klager daar kennelijk niet in is geslaagd, is niet aan verweerder te verwijten. 
4.5    Voor zover klager stelt dat verweerder te kwader trouw negatief zou hebben geadviseerd om andere advocaten te beschermen, geldt dat die stelling niet is onderbouwd. De voorzitter heeft ook geen enkele aanwijzing dat daarvan sprake is. 
4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.


Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.