ECLI:NL:TADRSGR:2022:211 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-802/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:211 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-12-2022 |
Datum publicatie: | 07-12-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-802/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. De ingediende klachten zijn niet door klager persoonlijk geformuleerd, maar door ene heer M, zonder dat die laatste of klager dat kenbaar heeft gemaakt. De voorzitter kan niet vaststellen of dhr. M zijn eigen standpunten of die van klager heeft weergegeven. In het geval dhr. M zijn eigen standpunten weergeeft, geldt dat hij geen belang heeft bij de klacht. In het geval hij de standpunten van klager heeft weergegeven, geldt dat niet gebleken is dat hij daartoe gemachtigd is. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 december 2022 in de zaak 22-802/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 7 oktober 2022 met kenmerk R 2022/75, door de raad ontvangen op 7 oktober 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 25.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager staat sinds 4 oktober 2017 onder curatele.
1.2 De curator (S) heeft op 8 december 2020 aanvankelijk verzocht om ontslag en
benoeming van een opvolgende professionele curator. De curator heeft vervolgens op
10 september 2021 verzocht om omzetting van de curatele naar bewind en mentoraat,
maar uiteindelijk op 8 oktober 2021 toch weer verzocht om ontslag en benoeming van
een opvolgende professionele curator onder voortzetting van de curatele.
1.3 Klager heeft, door middel van zijn gemachtigde mr. R, verzocht om omzetting
van de curatele naar bewind en mentoraat.
1.4 Op 12 oktober 2021 heeft een mondelinge behandeling van beide zaken plaatsgevonden.
Klager is daarbij bijgestaan door verweerder.
1.5 Op 18 oktober 2021 is door de kantonrechter een tussenbeschikking gewezen,
waarbij is aangegeven dat het verzoek om omzetting van de curatele naar bewind en
mentoraat zal worden afgewezen.
1.6 Vervolgens is verweerder de belangen van klager gaan behartigen. Uit de opdrachtbevestiging
van 22 november 2021 volgt dat verweerder klager zou bijstaan in het verkrijgen van
de beschikking over meer middelen en een hoger maandelijks bedrag uit het eigen vermogen.
1.7 Bij brief van 14 december 2021 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven
dat klager te kennen heeft gegeven in hoger beroep te willen komen tegen de tussenbeschikking
en bevestigd dat hij dat hoger beroep namens klager zal instellen. Klager heeft voor
akkoord getekend.
1.8 Door verweerder is hoger beroep ingesteld tegen de tussenbeschikking van de
kantonrechter. Het beroepschrift (gedateerd 18 januari 2022) maakt deel uit van het
klachtdossier.
1.9 Uit de beschikking van de kantonrechter van 4 februari 2022 blijkt het volgende:
“Bij beschikking van 18 oktober 2021 heeft de kantonrechter, alvorens verder te beslissen
en kort samengevat weergegeven, overwogen dat het gewijzigde verzoek van betrokkene
tot omzetting van de curatele in een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren
aan betrokkenen en tot instelling van een mentorschap zal worden afgewezen. Betrokkene
is in de gelegenheid gesteld per brief een voorstel te doen over de benoeming van
een opvolgend professionele curator en van die voorgestelde professionele curator
een schriftelijke bereidverklaring te overleggen.
Na de beschikking van 18 oktober 2021 heeft de kantonrechter kennisgenomen van:
- De brief van 20 december 2021 van [verweerder];
- De brief van 8 januari 2022 van [verweerder], met als bijlage een bereidverklaring
van de voorgestelde curator [B];
- De brief van 28 januari 2022 van [verweerder[, met als bijlage een instemmingsverklaring
van [levensgezellin]. (…)
De kantonrechter zal het verzoek van betrokkene afwijzen en het verzoek van [curator]
toewijzen. (…)
De kantonrechter zal de voorgestelde curator benoemen.”
1.10 Bij e-mail van 17 februari 2022 heeft klager aan verweerder onder meer laten
weten dat hij de samenwerking wil evalueren omdat er is afgeweken van de afspraken.
Klager heeft verweerder gevraagd zijn werkzaamheden tijdelijk op te schorten en hem
inzage te geven in onder meer het dossier, correspondentie en declaraties.
1.11 Op 1 april 2022 heeft klager of is namens klager bij de deken een klacht ingediend
over verweerder.
1.12 Verweerder heeft op 25 april 2022 geantwoord op de klacht. In zijn antwoord
schrijft hij onder meer:
“Het relaas op het webformulier en in de e-mail is een aaneenschakeling van onwaarheden.
Ik geloof nochtans dat ik daarvan [klager] niet de schuld kan geven of althans niet
alle schuld. Ik vermoed dat de klachten niet alleen grotendeels of zelfs geheel zijn
verwoord door [dhr. M], maar ook bedacht.”
1.13 De deken heeft vervolgens een bespreking met partijen gepland op 14 juni 2022.
Klager is niet bij de bespreking verschenen. In een e-mail van 21 juni 2022 heeft
de deken aan partijen onder meer geschreven:
“[Klager] is niet verschenen. Hierdoor heb ik zijn identiteit niet kunnen verifiëren.
Ik weet daarom niet of de klacht die door [klager] is ingediend, ook daadwerkelijk
door hem is geformuleerd en/of dat hij zich wel bewust is van het feit dat deze klacht
tegen [verweerder] thans door mij wordt onderzocht.”
1.14 In reactie daarop is door/namens klager (vanaf het e-mailadres van klager)
diezelfde dag onder meer het volgende aan de deken bericht:
“Zoals [verweerder] u heeft medegedeeld en zich daarin verdediging is [dhr. M] de
persoon die mijn woorden op e-mail in de correspondentie verwoord heeft. (…)
Dat mijn berichten door [dhr. M] worden verwoord en doorgestuurd wordt heeft te maken
dat ik door mijn reuma daar toe niet instaat ben zelf te kunnen schrijven te typen.”
1.15 Op 27 juni 2022 heeft de deken vervolgens gereageerd en onder meer geschreven:
“Voor mij is echter geenszins duidelijk of de berichten die ik van uw zijde ontvang
ook daadwerkelijk uw standpunten zijn. [Dhr. M] is geen belanghebbende en evenmin
gerechtigd uit uw naam te handelen. U staat immers onder curatele van [B].
Ten overvloede merk ik nog op dat nu ik niet kan vaststellen wiens standpunten in
het namens u ingediende klachtformulier zijn geformuleerd en duidelijk is dat [dhr.
M] uw berichten verstuurt via uw e-mailadres, kan ik niet anders dan “uw” klacht aanmerken
als een klacht afkomstig van [dhr. M[ zelf. [Dhr. M] wordt geenszins in zijn belangen
getroffen en daarom verwacht ik dat hij niet ontvankelijk is in de klacht, zoals hij
deze, - zoals u stelt – namens u indiende.”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft klager misleid, met als doel om klager als cliënt te behouden.
Verweerder heeft de behandeling van klagers zaak overgenomen van mr. R, die op de
dag van de zitting verhinderd was. Verweerder en mr. R houden kantoor binnen hetzelfde
kantorencomplex en kennen elkaar dus goed. Mr. R heeft klager laten geloven dat hij
advocaat is. Verweerder heeft nagelaten duidelijkheid te verschaffen over de rol en
hoedanigheid van mr. R.
b) Verweerder heeft klager niet goed geïnformeerd en is voorbijgegaan aan klagers
belangen. In de kwestie tot benoeming van een opvolgend curator stelt klager dat het
verzoek niet op verzoek van klager in ingediend. Klager wilde niet dat er een nieuwe
curator werd benoemd. Ondanks klagers bezwaren tegen deze benoeming, heeft verweerder
er tijdens de zitting op aangestuurd dat B tot opvolgend curator werd benoemd. Verweerder
heeft daartoe, zonder klagers medeweten, klagers levenspartner verzocht om een instemmingsverklaring
te tekenen. Ook heeft verweerder klager nooit, ondanks de vele huisbezoeken, verteld
over diverse brieven aan de kantonrechter of over een komende zittingsdatum of het
ontslag van de huidige curator.
c) Verweerder werkte niet mee aan de overdracht van het dossier aan klagers nieuwe
advocaat: op 2 maart 2022 is verzocht om overdracht van het dossier, maar het heeft
tot 27 maart 2022 geduurd voor verweerder zijn medewerking verleende. Ook heeft verweerder
klager op 21 maart 2022 in rechte vertegenwoordigd terwijl hij al door klager ontslagen
was. Verweerder heeft klager en de nieuwe advocaat hier niet van op de hoogte gebracht.
Klager heeft de indruk dat verweerder erop uit is om klagers belangen te beschadigen,
als revanche voor het feit dat klager hem heeft ontslagen.
d) Verweerder heeft geweigerd klager inzage te verschaffen in de declaraties die
hij heeft ingediend bij de curator. Verweerder is uit op klagers geld en probeert
klager te verleiden zijn vermogen onder te brengen in verweerders bedrijf [NM].
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst is aan de orde of klager bevoegd en/of ontvankelijk is, gelet op
het feit dat hij onder curatele is gesteld. De voorzitter overweegt dat de wilsonbekwaamheid
van klager, voor zover die ziet op het indienen van een klacht, niet wordt ontnomen
door de enkele omstandigheid dat hij onder curatele staat en de curator (mogelijk)
niet met de klacht heeft ingestemd. De voorzitter acht klager in zoverre ontvankelijk.
4.2 Uit het klachtdossier volgt echter dat de ingediende klachten niet zijn geformuleerd
door klager persoonlijk, maar door ene heer M, zonder dat die laatste of klager dat
kenbaar heeft gemaakt (zie de e-mail van/namens klager van 21 juni 2022). Op een verzoek
van de deken om te verschijnen bij een bespreking op zijn kantoor op 14 juni 2022
is klager, zonder bericht, niet verschenen. De deken heeft dus niet kunnen vaststellen
of de heer M inderdaad de standpunten van klager (of zijn eigen standpunten) verwoordt.
Ook de voorzitter heeft niet kunnen vaststellen of dhr. M zijn eigen standpunten of
die van klager heeft weergegeven.
4.3 In het geval dhr. M zijn eigen standpunten heeft weergegeven in de klacht,
geldt dat hij geen belang heeft bij de klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht
om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt namelijk slechts toe aan diegene
die dor het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang
is of kan worden getroffen. Dhr. M is kennelijk een adviseur en/of vertrouwenspersoon
van klager, maar dat maakt niet dat hij een eigen belang heeft bij de klacht. In het
geval dhr. M zijn eigen standpunten heeft weergegeven, geldt daarom dat de klacht
kennelijk niet-ontvankelijk is.
4.4 In het geval dhr. M de standpunten van klager heeft weergegeven, geldt dat
niet onomstotelijk gebleken is dat hij daartoe door klager gemachtigd is, nog daargelaten
of een machtiging in het geval van een formele curatele rechtskracht heeft. Nu klager
ook niet persoonlijk, of via zijn curator, zijn klacht heeft ingediend, beoordeelt
de voorzitter de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.