ECLI:NL:TADRSGR:2022:21 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-799/DH/RO/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:21 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-02-2022 |
Datum publicatie: | 02-03-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-799/DH/RO/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige schending van de kernwaarde (financiële) integriteit. Gelet op eerder opgelegde maatregelen, waarbij onder meer de financiële integriteit ook in het geding was, legt de raad nogmaals de maatregel van schrapping van het tableau op. Proceskostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 februari 2022 in de zaak 21-799/DH/RO/D naar aanleiding van de klacht van:
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 1 oktober 2021 met kenmerk R 2021/68, digitaal door
de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) zijn bezwaar ter kennis aan de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 17 januari 2022 in aanwezigheid
van de deken. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken, met
bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder hield als advocaat laatstelijk kantoor te Rotterdam.
2.3 Bij beslissing van het Hof van Discipline van 22 januari 2021 is aan verweerder
de maatregel opgelegd van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de
praktijk voor de duur van zes weken met ingang van 20 februari 2021.
2.4 Bij brief van 12 februari 2021 heeft de deken verweerder geïnformeerd over
de op handen zijnde schorsing met instructies over zaken die verweerder diende te
regelen en hem tevens uitgenodigd voor een gesprek op het bureau van de Orde.
2.5 Verweerder heeft op de brief van de deken niet gereageerd en is ook niet op
de uitnodiging ingegaan.
2.6 Per 19 februari 2021 heeft verweerder zich van het tableau laten schrappen.
2.7 Kort nadat verweerder zich had laten schrappen van het tableau heeft de deken
gecorrespondeerd met verweerder en zijn voormalig medebestuurder van de Stichting
Derdengelden (een accountant), waarbij de deken heeft gewezen op de bepaling in de
statuten van de Stichting Derdengelden (hierna: Stichting) inhoudende dat verweerder
geen bestuurder meer is vanaf het moment waarop hij de hoedanigheid van advocaat heeft
verloren en derhalve niet meer kan beschikken over de bij de Stichting ondergebrachte
derdengelden. De statuten van de Stichting vormen onderdeel van het klachtdossier.
3 BEZWAAR
3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. De deken
verwijt verweerder dat hij zich onbetamelijk heeft gedragen doordat hij:
voorafgaand aan zijn schrapping niet heeft zorggedragen voor opvolging van hem in
het bestuur van de Stichting en de derdengelden onbeheerd heeft achtergelaten.
3.2 Door aldus te handelen heeft verweerder de kernwaarde (financiële) integriteit
geschonden.
3.3 De deken heeft de raad verzocht verweerder te schrappen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen het dekenbezwaar geen verweer gevoerd.
5 BEOORDELING
5.1 Gelet op het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard is de raad van oordeel
dat is vast komen te staan dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
De raad overweegt het navolgende.
5.2 Verweerder heeft zichzelf van het tableau laten schrappen per 19 februari 2021.
Verweerder heeft naar het oordeel van de raad er op geen enkele wijze blijk van gegeven
dat hij in de aanloop naar die schrapping - die zijn eigen beslissing is geweest -
rekening heeft gehouden, op een wijze die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht,
met de gevolgen van die schrapping voor de Stichting en het beheer van de derdengelden.
5.3 In dat kader is van belang dat niet is weersproken dat er nog lopende betalingsverplichtingen
waren op 19 februari 2021. Ook staat als niet weersproken vast dat verweerder de financiële
component van zijn onderhanden dossiers niet heeft overgedragen aan een derde.
5.4 Uit de artikelen 4, 5 en 6 van de statuten van de Stichting volgt (i) dat de
stichting derdengelden in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door het bestuur
dat tenminste dient te bestaan uit twee gezamenlijk handelende bestuursleden van wie
er tenminste één advocaat is, (ii) dat het bestuur zijn eigen leden benoemt en (iii)
dat het bestuurslidmaatschap eindigt door verlies van de hoedanigheid van advocaat.
5.5 De raad veronderstelt verweerder bekend met de inhoud en strekking van deze
bepalingen. Te meer nu de deken in zijn voormelde brief van 12 februari 2021 verweerder
heeft gewezen op een aantal relevante bepalingen uit de statuten naar aanleiding van
de beslissing van het Hof van Discipline van 22 januari 2021 (in welke beslissing
aan verweerder de maatregel is opgelegd van een onvoorwaardelijke schorsing in de
uitoefening van zijn praktijk voor de duur van zes weken met ingang van 20 februari
2021).
5.6 Ingevolge de statuten van de Stichting komt aan verweerder - vanaf het moment
van zijn schrapping van het tableau (per 19 februari 2021) - niet langer de bevoegdheid
toe om als (advocaat)bestuurder op te treden voor de Stichting. Gelet op het feit
dat er op het moment van zijn schrapping nog lopende betalingsverplichtingen waren,
had het op de weg van verweerder gelegen om daarvoor tijdig een voorziening te treffen,
door (tezamen met zijn enig medebestuurder) een of meer nieuwe en bevoegde bestuurders
te benoemen, zodat de stichting zou kunnen blijven voldoen aan het twee handtekeningen-vereiste.
5.7 Tijdig betekent in dit geval vóór de schrapping van het tableau. Na zijn schrapping
was verweerder immers van rechtswege geen bestuurder meer van de Stichting en had
hij geen bestuursbevoegdheid meer.
5.8 De raad rekent verweerder diens nalaten om te voorzien in een of meer opvolgend
bestuurders zwaar aan. Verweerder had bovendien gebruik kunnen maken van de in artikel
6 van de statuten van de Stichting geboden mogelijkheid om aan de deken een volmacht
te geven om de stichting te vertegenwoordigen. Ook dat heeft hij niet gedaan. Er zijn
ook geen omstandigheden gesteld of gebleken die de handelswijze van verweerder zouden
kunnen rechtvaardigen.
5.9 De raad neemt bij het voorgaande nog in aanmerking dat verweerder er ook achteraf
geen blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn van de gevolgen van diens nalaten
noch zich daarvoor op enigerlei wijze heeft verontschuldigd.
5.10 Integendeel, verweerder hield zich volledig afzijdig en heeft ook niet gereageerd
op herhaalde verzoeken van de deken om de benodigde informatie te verstrekken. Daarnaast
heeft hij volgens de deken verbolgen gereageerd op het feit dat de deken uiteindelijk
heeft besloten om een nieuw bestuur aan te wijzen.
5.11 Verweerder is evenmin ter zitting van de raad verschenen om een toelichting
op zijn handelen te geven.
5.12 Deze houding van verweerder sterkt de raad in zijn vermoeden dat verweerder
zich doelbewust - voordat de onvoorwaardelijke schorsing zou zijn ingaan met alle
gevolgen van dien - heeft laten schrappen van het tableau om daarmee de situatie naar
zijn eigen hand te kunnen zetten. Door in strijd met de statuten van de Stichting
niet te voorzien in een nieuw bestuur is verweerder op de oude voet door blijven gaan,
waarbij hij volgens de onweersproken stelling van de deken ook betaalopdrachten aan
de bank waar de derdenrekening was ondergebracht is blijven verstrekken.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk
advocaat betaamt als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door zich als advocaat van
het tableau te laten schappen zonder zijn financiële zaken zorgvuldig achter te laten
en over te dragen. Verweerder heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstige
schending van de kernwaarde (financiële) integriteit.
6.2 Gelet op eerder opgelegde maatregelen, waaronder schorsingen en een schrapping,
waarbij onder meer de financiële integriteit ook in het geding was, legt de raad nu
nogmaals de maatregel van schrapping van het tableau op. Dat verweerder zich reeds
zelf heeft laten schrappen laat de noodzaak voor deze maatregel onverlet. De raad
is van oordeel dat indien verweerder in de toekomst een verzoek tot herinschrijving
als advocaat zou doen, ook deze uitspraak bij de beoordeling van dat verzoek dient
te worden betrokken.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a
en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau op, ingaande op
de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse
Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, R. de Haan, P.J.E.M. Nuiten en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.