ECLI:NL:TADRSGR:2022:167 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-529/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:167
Datum uitspraak: 05-10-2022
Datum publicatie: 07-10-2022
Zaaknummer(s): 22-529/DH/DH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk ivm tijdsverloop.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 5 oktober 2022 in de zaak 22-539/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:
 
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 23 juni 2022 met kenmerk K300 2021 door de raad ontvangen op 23 juni 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel). 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klaagster heeft zich in 2013 tot het kantoor van verweerder gewend voor bijstand. Klaagster wenste bijstand bij het aansprakelijk stellen van een gemeente, alsmede twee integriteitsonderzoekers en een raadslid van de gemeente. Verweerder heeft haar bijgestaan bij het civielrechtelijke deel van de kwestie. 
1.2    In mei en augustus 2018 heeft klaagster de klachtenfunctionaris van verweerders kantoor benaderd.
1.3    De klachtenfunctionaris heeft bij brief van 30 augustus 2018 gereageerd op klaagsters klachten.
1.4    Op 31 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij te kort is geschoten in zijn dienstverlening aan klaagster.
2.2    Klaagster stelt dat verweerder in meerdere opzichten nalatig is geweest, onder meer doordat hij afgesproken procedures niet wilde starten en heeft nagelaten de juiste personen aansprakelijk te stellen.
2.3    Klaagster wil haar geld terug en vergoeding van de schade die zij heeft geleden door verweerders nalatigheid.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 

4    BEOORDELING
Beoordeling klacht
4.1    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klaagster ontvankelijk is in haar klacht. 
4.2    De voorzitter stelt vast dat klaagsters klacht in de kern ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerder in de periode van 2013 tot uiterlijk augustus 2018, gelet op het feit dat de brief van de klachtenfunctionaris dateert van 30 augustus 2018. Klaagster heeft op 31 december 2021 een klacht ingediend tegen verweerder.     
Zij stelt dat ze daarmee op tijd is, omdat zij tot december 2018 met de klachtenfunctionaris heeft gecorrespondeerd over de zaak. De voorzitter kan dit evenwel niet vaststellen, nu het dossier geen stukken bevat waaruit dit blijkt. De voorzitter gaat er daarom vanuit dat de klachttermijn op 30 augustus 2021 is verstreken en daarmee heeft klaagster haar klacht niet binnen de termijn van drie jaren na kennisneming ingediend. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, is niet gebleken. De klacht wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard en aan een inhoudelijke beoordeling komt de voorzitter dan niet meer toe. 
Schadevergoedingsverzoek
4.3    Omdat de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard, zal het verzoek tot schadevergoeding worden afgewezen, nog daargelaten dat de mogelijkheden tot toewijzing van schadevergoedingsvorderingen in het tuchtrecht in zijn algemeenheid beperkt zijn. 
Tot slot
4.4    Voor zover klaagster ook verwijten maakt aan het adres van de klachtenfunctionaris, geldt dat de voorzitter in deze tuchtzaak slechts oordeelt over de vraag of verweerder zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelen advocaat betaamt. De verwijten aan het adres van de klachtenfunctionaris worden daarom buiten beschouwing gelaten.  

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2022.