ECLI:NL:TADRSGR:2022:145 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-615/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:145
Datum uitspraak: 24-08-2022
Datum publicatie: 07-09-2022
Zaaknummer(s): 22-615/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij over belangenverstrengeling. Geen sprake van schending van de kernwaarden partijdigheid, onafhankelijkheid of deskundigheid. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 augustus 2022
in de zaak 22-615/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 25 juli 2022 met kenmerk R 2022/58, door de raad ontvangen op 25 juli 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 32.

1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 In 2011 is mw. X betrokken geweest bij een verkeersongeval. De wederpartij van mw. X was destijds verzekerd bij verzekeraar Y (hierna: de verzekeraar). De verzekeraar heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
1.2 Klager heeft sinds 2011 de belangen van mw. X behartigd.
1.3 In maart 2016 heeft mw. X zich tot een andere rechtsbijstandsverlener gewend.
1.4 Klager heeft mw. X op 18 april 2016 een factuur gezonden ad € 27.402,87 (inclusief BTW). Mw. X heeft deze factuur niet voldaan.
1.5 Klager heeft, bij dagvaarding van 29 januari 2021, mw. X gedagvaard voor de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, in verband met de niet betaalde factuur.
1.6 Verweerder heeft zich in deze procedure als advocaat van mw. X gesteld. Daaraan voorafgaand heeft hij telefonisch overleg gehad met de deken in het arrondissement Oost-Brabant over de vraag of hem dit gedragsrechtelijk was toegestaan, gelet op het feit dat verweerder doorgaans de belangen van de verzekeraar behartigt. Verweerder heeft van de deken vernomen dat deze geen bezwaar had tegen het optreden van verweerder voor mw. X.
1.7 Op 25 november 2021 heeft klager een klacht ingediend over verweerder.
1.8 Bij beslissing van 15 december 2021 van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline is de deken in het arrondissement Rotterdam aangewezen voor het onderzoek en de behandeling van klagers klacht.

2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft zich bij de uitvoering van zijn opdracht niet onpartijdig, niet onafhankelijk en niet deskundig opgesteld door zich te laten beïnvloeden door zijn eigen gevoelens en zijn opdrachtgevers mw. X en de verzekeraar.
b) Verweerder heeft (tegen beter weten in) een onjuiste, onvolledige en suggestieve weergave van de feiten gegeven.
c) Verweerder lijkt te miskennen dat hij als advocaat (uiteindelijk) verantwoordelijk is, en dat hij zich niet kan verschuilen achter de verzekeraar of drogredenen.
2.2 Klager stelt dat verweerder niet alleen voor mw. X optreedt, maar ook voor de verzekeraar, en uit eigenbelang handelt, wat belangenverstrengeling oplevert. Dit blijkt volgens klager uit de gehele gang van zaken en uit wat eerder in de andere zaken heeft afgespeeld. Verweerder heeft met de verzekeraar samengespannen met mw. X om klager ernstig nadeel toe te brengen. Klager stelt dat verweerder samen met de verzekeraar de zaak heeft zitten beïnvloeden, voor eigen gewin, en dat ze bewust argumenten van mw. X hebben overgenomen, terwijl ze wisten dat wat mw. X had verklaard, niet waar was. Ook heeft verweerder grievende opmerkingen gemaakt.

3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich feitelijk tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Klachtonderdeel a)
4.2 De voorzitter overweegt dat de klacht, in alle onderdelen, in de kern lijkt te zien op het feit dat verweerder mw. X bijstaat in het geschil met klager omtrent de niet betaalde factuur, terwijl verweerder kennelijk doorgaans de belangen van de verzekeraar behartigt.
4.3 In dit verband is gedragsregel 15 van belang, waarin is opgenomen dat het een advocaat, gelet op zijn gehoudenheid aan met name de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid, niet is toegestaan a) tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben en b) tegen een cliënt of voormalig cliënt op te treden, behoudens de uitzonderingen genoemd in het derde en vierde lid van deze gedragsregel. Deze gedragsregel belet een advocaat niet om op te treden voor een cliënte die, in een eerder of ander verband, de wederpartij is geweest van een andere cliënt. Van belang is wel dat de advocaat de cliënte, in dit geval mw. X, daarover helder informeert en expliciet van haar verneemt dat zij instemt met het optreden van de advocaat voor haar, ondanks die eerdere belangenbehartiging. Onweersproken is gesteld dat mw. X die instemming gegeven heeft. Ook heeft verweerder de deken in het arrondissement Oost-Brabant om advies gevraagd. Deze had geen bezwaar tegen verweerders optreden voor mw. X. Verweerder heeft, door de expliciete instemming van mw. X en het inwinnen van dekenaal advies, gehandeld zoals hij dat behoorde te doen. Dat verweerder de kernwaarde partijdigheid heeft geschonden, is de voorzitter dan ook niet gebleken. Uit het klachtdossier blijkt niet van enig concreet feit van een gemis aan partijdigheid (ten behoeve van mw. X).
4.4 De voorzitter overweegt verder dat uit niets (objectief) blijkt dat verweerder niet onafhankelijk is geweest. Klager heeft geen concrete uitlatingen of handelingen van verweerder genoemd, noch stukken overgelegd waaruit dit zou moeten volgen, terwijl de bewijslast voor de klacht op klager rust. Dat verweerder ook veelvuldig als advocaat van de verzekeraar optreedt, maakt niet dat automatisch sprake is van een gebrek aan onafhankelijkheid.
4.5 Verder heeft klager niets concreets gesteld, noch onderbouwd met betrekking tot het door hem gestelde gebrek aan deskundigheid van verweerder. De voorzitter merkt daarbij nog op dat klager niet zonder meer een eigen belang heeft bij een eventueel gebrek aan deskundigheid aan de zijde van verweerder.
4.6 Wat klager verder heeft bedoeld met zijn stelling dat verweerder zich door zijn eigen gevoelens heeft laten beïnvloeden is de voorzitter niet duidelijk geworden uit de klacht.
4.7 Gelet op het voorgaande concludeert de voorzitter dat verweerder mocht optreden voor mw. X en dat van onpartijdig, niet onafhankelijk en ondeskundig handelen niet is gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.8 De voorzitter overweegt, onder verwijzing naar 4.1, dat verweerder als advocaat van mw. X haar stellingen en standpunten heeft verwoord. Hem komt daarbij een grote mate van vrijheid toe. Daarbij is het niet vreemd dat klager het niet eens is met de door verweerder, namens zijn cliënte, ingenomen stellingen. Zij hebben immers een geschil. Het is aan partijen om in de gerechtelijke procedure hun standpunten en stellingen naar voren te brengen, waarna het aan de rechter is om daarover te beslissen. Het is op zich denkbaar dat één of meer van de door verweerder ingenomen stellingen of standpunten feitelijk onjuist zijn, maar dan nog geldt dat het de stellingen en standpunten van mw. X zijn en niet van verweerder. Dat verweerder feitelijke stellingen heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen, is door klager niet concreet gesteld of onderbouwd. Dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld is de voorzitter dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.9 De voorzitter overweegt dat de bewijslast voor de klacht op klager rust. Klager heeft zijn klacht niet onderbouwd met concrete stellingen of handelen van verweerder, noch met stukken waaruit een en ander zou blijken. Natuurlijk is verweerder als advocaat verantwoordelijk voor hetgeen hij, namens zijn cliënte, doet en schrijft, maar dat of waarom hij zich zou verschuilen achter de verzekeraar of drogredenen is de voorzitter niet duidelijk. Daarvan is dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.10 Klager heeft nog het een en ander aangevoerd over de gang van zaken tijdens de comparitie, waarbij kennelijk ook een medewerker van de verzekeraar aanwezig was. Of klager zich daarover ook daadwerkelijk beklaagt, is de voorzitter niet duidelijk. Dat verweerder tijdens de betreffende comparitie onbetamelijk heeft gehandeld, is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken.
4.11 Verder heeft klager verweerder diverse verwijten gemaakt, zoals weergegeven in 2.2. Voor al die stellingen van klager geldt dat deze door hem niet of nauwelijks zijn onderbouwd en dat uit het klachtdossier de juistheid van die stellingen niet volgt. De gegrondheid van de verwijten is dan ook niet komen vast te staan.
4.12 Indien en voorzover klager heeft bedoeld ook nog andere klachten voor te leggen aan de tuchtrechter, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om de klacht duidelijk en ondubbelzinnig te formuleren.


BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022.