ECLI:NL:TADRSGR:2022:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-448/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:141 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-08-2022 |
Datum publicatie: | 07-09-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-448/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over onder meer het doen van ongepaste uitlatingen en het uitoefenen van ongeoorloofde druk in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
17 augustus 2022
in de zaak 22-448/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
en
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 1 juni 2022 met kenmerk K073 2021 ia/ak, door de raad ontvangen op 1 juni 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 11. Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klagers van 29 juli 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klagers hebben zich, als gemachtigden van de moeder van klaagster (hierna ook:
de moeder) tot mr. S gewend voor bijstand.
1.2 Bij brief van 9 januari 2020 heeft mr. S zich tot mw. en dhr. W (de zus en
zwager van klaagster) gewend en onder meer geschreven dat zij jegens moeder onrechtmatig
hebben gehandeld, onder meer door overboekingen te doen en een auto te laten overschrijven,
en dat zij door moeder aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade.
1.3 Verweerster heeft, namens dhr. en mw. W., bij brief van 21 februari 2020 gereageerd
en onder meer geschreven:
“Uw brief d.d. 9 januari 2020 heb ik bestudeerd aan de hand van de door cliënten aan
mij verstrekte gegevens.
De door u geschetste gang van zaken is volstrekt onjuist en/of onvolledig. Cliënten
kunnen zich dan ook geenszins vinden in uw standpunten en sommaties (…)
Voor een goed begrip van de situatie en het standpunt van cliënten zij het volgende
van belang. (…)
Moeder kreeg steeds minder inzicht in haar eigen financiën en [klaagster] handelde
volstrekt naar eigen inzicht, zonder moeder te informeren.
In 2016 komen ernstige malversaties door [klaagster] aan het licht. Moeder zou bij
voortduring door [klaagster] zijn geïntimideerd en mishandeld, grote sommen geld bleken
verdwenen of overgeboekt naar [klaagster] en diverse grote uitgaven van de rekening
van moeder bleken te zijn aangewend t.b.v. [klaagster]. (…) Moeder heeft het contact
met [klaagster] verbroken (13 september 2016) en haar de toegang tot het huis en de
financiën ontzegt. (…)
Uw stelling dat uw cliënten tot op heden – nota bene ruim 1,5 jaar na dato – nog doende
zijn met onderzoek naar mogelijk gepleegde malversaties in de periode september 2016
tot juli 2018, lijkt uiterst ongeloofwaardig, doch in ieder geval opmerkelijk, gezien
de gebeurtenissen van de afgelopen jaren.
Gelet op de acties van [klaagster] in het verleden, waarover hierna meer, lijkt het
erop dat [klaagster] (en [klager]) doende zijn hun gram te halen na het ontdekken
van de malversaties door [klaagster] in de jaren na het overlijden van vader. Dit
klemt temeer gezien het feit dat [klaagster], als manager van een bankinstelling,
net als haar partner [klager], geacht moet worden zeer wel op de hoogte te zijn met
de gang van zaken bij banken en de traceerbaarheid van overboekingen en bankopdrachten.
Wat van dit al zij, in december 2016 kwam moeder, na jarenlange terreur door [klaagster],
tot de ontdekking dat al haar financiële middelen (…) verdwenen bleken. (…)
[Klaagster] heeft in de periode tot september 2016 malversaties gepleegd en moeder
zowel financieel als emotioneel onheus behandeld. Zowel ten aanzien van de mishandeling
door [klaagster], als de verduistering van grote sommen geld, is aangifte gedaan en
een onderzoek gestart door het rechercheteam (…). In de jaren dat [klaagster] de administratie
voor moeder deed heeft zij enorme bedragen verduisterd c.q. onder valse voorwendselen
naar haar eigen rekening c.q. ten behoeve van haar zelf overgemaakt. In 2016 schatte
moeder het totaal aan onrechtmatige onttrekking door [klaagster] op +/- € 400.000,-.
Het is [klaagster] bekend dat door moeder aangifte is gedaan (…). Buiten kijf staat
echter dat de overboekingen voor de woning van [klaagster], de betalingen aan (…)
Juwelier, de maandelijkse betaling aan de kinderen van [klaagster] de grote kasopnames
en het leeghalen van de kluis bij de bank in België, alles door [klaagster], onrechtmatig
zijn. Moeder was met de hulp van advocaat [mr. H] doende hiertegen actie te ondernemen.
Dat is stil komen te staan door het indienen van een klacht door [klager] bij de Deken
jegens [mr. H]. (…)
Daartegenover stellen zij dat het [klaagster] (en [klager]) is/zijn die onrechtmatig
hebben gehandeld en aansprakelijk moeten worden gehouden voor alle schade hieruit
voortvloeiende. (…)
Gelet op de precaire situatie van moeder, zijn [mw. en dhr. W] bereid om de kwestie
in onderling overleg met uw cliënten te bespreken. Ondanks de ernst van de malversaties
wensen zij deze weg uitdrukkelijk open te houden.”
1.4 Op 30 maart 2021 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft gehandeld in strijd met de AVG.
b) Verweerster heeft ongepaste uitlatingen gedaan.
c) Verweerster heeft ongeoorloofde druk uitgeoefend.
2.2 Ad klachtonderdelen a en c: verweerster heeft in de te voeren civielrechtelijke
procedure onrechtmatig strafrechtelijke en/of onrechtmatige persoonsgegevens van klagers
zonder toestemming van beiden verwerkt, wat in principe een inbreuk is op de privacy
van klagers. Klagers zijn zelf geen partij in het geschil tussen moeder en dhr. en
mw. W, maar zijn tussenpersonen. Verweerster voldoet bij haar verwerking van persoonsgegevens
niet aan de eisen van rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie, wat tuchtrechtelijk
verwijtbaar is. Zij wil de onrechtmatig door haar verzamelde persoonsgegevens vervolgens
gebruiken in de civiele procedure met het uiteindelijke doel om ongeoorloofde druk
uit te oefenen op moeder en klagers om het geschil in onderling overleg te beslechten
en af te zien van een civiele procedure. Er is sprake van ongeoorloofde druk, omdat
verweerster geen getrouw beeld van de werkelijkheid heeft gegeven. Zij heeft geen
rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klagers. Klagers stellen dat
sprake is van smaad/laster en een samenweefsel van verdichtsels (art. 326 Sr).
2.3 Ad klachtonderdeel b: verweerster heeft klaagster beschuldigd van strafbare
en/of onrechtmatige handelingen jegens moeder, zoals verduistering van gelden, fysieke
en psychische mishandeling en ‘van het uitoefenen van een terreurbewind’. Klager is
door verweerster beschuldigd van onrechtmatig handelen. Verweersters uitlatingen zijn
onnodig grievend jegens klagers, omdat deze uitlatingen niet ter zake doende zijn.
Ook is de aangifte tegen klaagster geseponeerd en is tegen klager geen aangifte gedaan,
wat inhoudt dat zij geen strafbare en/of onrechtmatige feiten hebben gepleegd jegens
moeder.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter slechts oordeelt over de vraag
of de beklaagde advocaat zich heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat
betaamt. De tuchtrechter oordeelt niet over de stellingen die zijn ingenomen in de
kwestie die aan de klacht ten grondslag ligt. Dit betekent dat hetgeen over en weer
naar voren is gebracht over de over en weer gedane aangiftes en de aansprakelijkstelling
niet zal worden besproken.
Klachtonderdeel a)
4.2 De voorzitter stelt voorop dat het niet aan de tuchtrechter is om te beoordelen
of sprake is van handelen in strijd met de AVG. Wel dient de tuchtrechter te beoordelen
of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel
46 Advocatenwet. De voorzitter zal de klacht daarom opvatten als het verwijt dat verweerster
op ongeoorloofde wijze vertrouwelijke gegevens heeft gebruikt en/of gedeeld.
4.3 De voorzitter overweegt dat verweerster de afweging heeft moeten maken of het
voordeel dat zij voor haar cliënten wilde bereiken met de middelen waarvan zij zich
bediende, opwoog tegen het nadeel dat zij daarmee aan klagers toebracht. Uit de overgelegde
stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster de persoonsgegevens van klager
voor oneigenlijke doeleinden heeft gebruikt, verwerkt en/of verspreid. Verweerster
heeft onweersproken gesteld dat zij de informatie van haar cliënten heeft ontvangen.
Zij mocht, ook wanneer de feiten betrekking hebben op een ander dan de wederpartij,
in het algemeen afgaan op de juistheid van het door haar cliënten verstrekte feitenmateriaal
en was slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
Dat sprake was van een dergelijk uitzonderingsgeval is niet gebleken. Niet gebleken
is dan ook dat verweerster de informatie over klagers op oneigenlijke wijze verkregen
heeft. Verder is gesteld noch gebleken dat verweerster de informatie anders dan in
de onderhavige kwestie met derden heeft gedeeld of openbaar heeft gemaakt. Zij heeft
de informatie over klagers uitsluitend gebruik in deze kwestie als verweer op de van
mr. S ontvangen aansprakelijkstelling. Bovendien is verweersters brief van 21 februari
2020 alleen aan de advocaat van moeder gezonden. De gegevens van klagers waren daar
reeds bekend, zoals valt op te maken uit onder meer de brief van mr. S van 9 januari
2020.
4.4 Gelet op dit alles mocht verweerster oordelen dat het voordeel dat zij voor
haar cliënten wilde bereiken met de middelen waarvan zij zich bediende, opwoog tegen
het nadeel dat zij daarmee aan klagers toebracht. Verweerster had onder deze omstandigheden
geen voorafgaande toestemming van klagers nodig om van de informatie gebruik te maken.
Van het nodeloos of op ontoelaatbare wijze schaden van klagers belangen is naar het
oordeel van de voorzitter geen sprake. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk
ongegrond verklaard.
4.5 Voor zover klagers verweerster ook verwijten dat zij zich schuldig heeft gemaakt
aan smaad, laster of andere strafbare feiten, geldt dat een oordeel daarover is voorbehouden
aan de strafrechter en niet aan de tuchtrechter.
Klachtonderdeel b)
4.6 Klagers verwijten verweerster dat zij onjuiste en onnodig grievende uitspraken
heeft gedaan in haar brief van 21 februari 2020.
4.7 Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster in haar brief geen ongepaste
opmerkingen gemaakt, gelet op het feit dat zij in haar brief de standpunten van haar
cliënten heeft verwoord op grond van de van die cliënten verkregen informatie en stukken.
Dat klagers zich met die standpunten niet kunnen verenigen, betekent niet dat verweerster
heeft gehandeld in strijd met de vrijheid die haar toekomt. Het staat verweerster
vrij om in overleg met en in het belang van haar cliënten standpunten in te nemen
die zij in het belang van haar cliënten acht. Zij hoeft bij het optreden voor haar
cliënten in beginsel enkel rekening te houden met de belangen van haar cliënten.
Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen
van haar cliënten de belangen van klagers nodeloos heeft geschaad, noch dat zij een
evident onjuist standpunt heeft ingenomen. Dat klagers, zoals zij zelf stellen, geen
partij zijn in het geschil, maakt dat niet anders. Van onbetamelijk handelen is de
voorzitter dan ook niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.8 Klagers verwijten verweerster dat zij ongeoorloofde druk heeft uitgeoefend
met het doel om moeder en klagers te laten afzien van een civiele procedure. Naar
het oordeel van de voorzitter blijkt uit verweersters brief van 21 februari 2020 niet
van het uitoefenen van ongeoorloofde druk op klagers, nog daargelaten dat klagers
zelf stellen geen partij te zijn in het geschil en dus niet kunnen beslissen over
het al dan niet afzien van een eventuele civiele procedure. De stellingen van klagers
zijn op dit punt onvoldoende onderbouwd. Van onbetamelijk handelen is de voorzitter
dan ook niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.9 Voor zover ook wordt geklaagd over stellingen die door verweerster zijn ingenomen
in haar repliek en dupliek in het kader van de klachtprocedure, geldt dat het verweerster
vrij staat haar verweer te voeren op een wijze die haar goed dunkt, zolang de grenzen
van de betamelijkheid niet worden overschreden. Dat zij die grenzen heeft overschreden,
is de voorzitter niet gebleken.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.