ECLI:NL:TADRSGR:2022:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-785/DH/DH/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2022 |
Datum publicatie: | 07-02-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-785/DH/DH/D |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Eindbeslissing. Na ontvangst nadere informatie heeft de deken onderdeel b) van haar bezwaar tegen verweerder ingetrokken. Onderdeel a) van het dekenbezwaar was bij tussenbeslissing van 6 december 2021 al gegrond verklaard. De schending van de kernwaarde integriteit rechtvaardigt een tuchtrechtelijke maatregel. Bij de bepaling van deze maatregel is meegewogen dat verweerder zijn verwijtbare handelen ter zitting heeft erkend en dat hij psychische hulp heeft gezocht voor de door hem toegelichte privésituatie. Mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder wordt aan verweerder de maatregel van een berisping opgelegd. Proceskostenveroordeling. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 februari 2022 in de zaak 21-785/DH/DH/D naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij tussenbeslissing van 6 december 2021 heeft de raad onderdeel a) van het
dekenbezwaar gegrond verklaard, bepaald dat ten aanzien van onderdeel b) de heer mr.
R. zal worden verzocht om schriftelijk te reageren op het in 5.4 van de tussenbeslissing
vermelde informatieverzoek en iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2 De raad heeft de heer mr. R. bij brief van 14 december 2021 verzocht te reageren
op de vragen of hij de door verweerder overgelegde geheimhoudingsovereenkomst heeft
opgesteld en op welke datum hij deze overeenkomst heeft ondertekend.
1.3 Bij brief van 31 december 2021 heeft de heer mr. R. gereageerd en verklaard
dat de geheimhoudingsovereenkomst door hem en op zijn instigatie is opgesteld en dat
hij die in oktober 2019 heeft getekend. Daaraan heeft de heer mr. R. toegevoegd dat
hij tot juni 2020 zo nu en dan juridische werkzaamheden voor verweerder heeft verricht
en daarna niet meer.
1.4 De raad heeft de reactie van de heer mr. R. naar de deken en verweerder doorgestuurd
met het verzoek daarop te reageren.
1.5 Op 17 januari 2022 heeft de deken de raad bericht dat de inhoud van de brief
van de heer mr. R. haar aanleiding geeft onderdeel b) van haar dekenbezwaar in te
trekken. De raad heeft van verweerder geen reactie ontvangen.
1.6 De raad beslist nu verder als volgt.
2 VERDERE BEOORDELING
2.1 Naar aanleiding van de reactie van de heer mr. R. heeft de deken onderdeel
b) van haar bezwaar tegen verweerder ingetrokken. De raad hoeft dat onderdeel dus
niet meer inhoudelijk te beoordelen. Onderdeel a) van het dekenbezwaar is in de tussenbeslissing
van 6 december 2021 al inhoudelijk door de raad beoordeeld en gegrond verklaard. Behalve
deze onderdelen van het dekenbezwaar is tijdens de zitting op 22 november 2021 ook
besproken dat verweerder niet beschikt over een waarnemingsovereenkomst en geen website
heeft waarop zijn kantoorinformatie is vermeld. Verweerder heeft toegezegd om binnen
een maand na de zitting te zorgen voor een kantoorwebsite en om binnen een maand na
de zitting een getekende waarnemingsovereenkomst aan de deken te doen toekomen. De
raad heeft geconstateerd dat verweerder inmiddels een kantoorwebsite heeft. Hoewel
deze punten geen onderdeel zijn van het dekenbezwaar gaat de raad ervan uit dat verweerder
zich, behalve aan zijn toezegging over een kantoorwebsite, ook aan zijn toezegging
over een waarnemingsovereenkomst heeft gehouden.
3 MAATREGEL
3.1 De raad heeft vastgesteld dat verweerder de kernwaarde integriteit heeft geschonden
door de naam van mevrouw M. valselijk in correspondentie te gebruiken en de hoedanigheid
van mevrouw M. valselijk te gebruiken in de waarnemingsovereenkomst van 5 juli 2016.
De aard en ernst van het gegrond bevonden onderdeel a) van het dekenbezwaar rechtvaardigen
een tuchtrechtelijke maatregel. Bij de bepaling van deze maatregel heeft de raad meegewogen
dat verweerder zijn verwijtbare handelen ter zitting heeft erkend en dat hij psychische
hulp heeft gezocht voor de door hem toegelichte privésituatie. Mede gelet op het
tuchtrechtelijk verleden van verweerder legt de raad verweerder de maatregel van een
berisping op.
4 KOSTENVEROORDELING
4.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
4.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 4.1 genoemde
kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken
naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van
Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 4.2.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk, P.C.M. van Schijndel, B.F. van Noort en M.J. Smit, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2022.