ECLI:NL:TADRSGR:2022:130 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-362/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:130 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-08-2022 |
Datum publicatie: | 31-08-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-362/DH/DH |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat die alleen geregistreerd stond als advocaat van de wederpartij. Niet gebleken van feitelijke werkzaamheden of optreden tegen klager. Geen voldoende rechtstreeks belang, daarom kennelijk niet-ontvankelijk. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 augustus 2022 in de zaak 22-362/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 april 2022 met kenmerk K141 2021 ar/nm, door de raad ontvangen op 12 april 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 9 (procedureel). Ook heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail met bijlage van klager van 27 mei 2022 en de reactie daarop van verweerster van 13 juni 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 mei 2020 is de echtscheiding
tussen klager en zijn vrouw (hierna: de vrouw) uitgesproken en is er een beslissing
genomen over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en partneralimentatie.
1.2 Klager heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.
1.3 Op 8 januari 2021 heeft de mondelinge behandeling bij het gerechtshof Den Haag
plaatsgevonden. Bij de behandeling was de vrouw aanwezig, bijgestaan door mr. M, kantoorgenoot
van verweerster.
1.4 Op 21 april 2021 heeft het gerechtshof Den Haag beschikking gewezen. Als advocaat
van de vrouw is op de beschikking de naam van verweerster vermeld.
1.5 Op 8 juli 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster, als advocaat van
de wederpartij in de echtscheidingsprocedure, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Zij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in
zijn klacht omdat verweerster geen wederpartij was van klager. Mr. M, kantoorgenoot
van verweerster, was de advocaat van de vrouw en heeft de echtscheidingsprocedure
behandeld. De processtukken stonden (abusievelijk) op verweersters naam, maar dat
is een puur administratieve aangelegenheid van kantoor en heeft geen zelfstandige
betekenis. De klacht ziet dan ook niet op handelingen van verweerster, maar op handelingen
van mr. M. Klagers klacht dient vanwege het ontbreken van enig belang bij zijn klacht
jegens verweerster niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager voldoende belang heeft
bij zijn klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen
tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten
waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
4.2 Vast staat dat in het proces-verbaal en de beschikking van het gerechtshof
verweersters naam is vermeld als advocaat van de vrouw, terwijl mr. M, kantoorgenoot
van verweerster, aanwezig was bij de mondelinge behandeling en de zaak ook verder
feitelijk heeft behandeld. Verweerster stond kennelijk als advocaat van de vrouw geregistreerd,
terwijl zij dat feitelijk niet was. Gesteld noch gebleken is dat klager door die kennelijk
onjuiste vermelding in zijn belangen is geschaad. Dat door verweerster processtukken
zijn ondertekend, zoals klager stelt, is door hem niet met stukken onderbouwd en kan
de voorzitter dan ook niet vaststellen. Ook verder heeft klager geen feiten of omstandigheden
gesteld waaruit blijkt dat verweerster feitelijke werkzaamheden voor de vrouw heeft
verricht en/of heeft opgetreden tegen klager. Naar het oordeel van de voorzitter is
er daarmee geen sprake van voldoende rechtstreeks belang bij de klacht.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022.