ECLI:NL:TADRSGR:2022:1 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-753/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-01-2022 |
Datum publicatie: | 10-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-753/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de eigen advocaat over onbereikbaarheid en ontoereikende bijstand gegrond. In een vergelijkbare zaak heeft het hof recent aan klaagster een forse, maar grotendeels voorwaardelijke schorsing opgelegd met als bijzondere voorwaarde dat verweerster zich laat coachen. De raad wil, gelet op de uitspraak van het Hof van Discipline en het door de deken in verweerster uitgesproken vertrouwen in het coachtingstraject, voorkomen dat een in deze zaak op te leggen maatregel de door verweerster ingeslagen weg ondermijnt. Anderzijds dient rekening te worden gehouden met het geschonden belang van klager. De raad zal daarom aan verweerster een voorwaardelijk schorsing in de uitoefening van de praktijk opleggen voor de duur van één week. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 januari 2022 in
de zaak
21-753/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: (…)
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 maart 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 7 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/63 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 22 november 2021. Daarbij
waren verweerster en de deken aanwezig. De gemachtigde van klager heeft telefonisch
meegedeeld dat zij de oproep voor de zitting heeft ontvangen, maar dat klager afziet
van het recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De deken is op verzoek van de raad
verschenen om de raad voor te lichten over de stand van zaken naar aanleiding van
de beslissing van de Hof van Discipline van 25 oktober 2021 in een aantal soortelijke
zaken tegen verweerster (zie 2.4).
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft verweerster begin 2020 verzocht om bijstand bij de ontbinding
van zijn huwelijk.
2.3 Op 28 januari 2021 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde die ook wijkcoach
is in de woonplaats van klager, het volgende geschreven aan verweerster:
“(…) Het is voor hem van groot belang dat de echtscheiding van mevrouw M(…) op zo
kort mogelijke termijn in orde komt. Hij heeft hiervoor uw kantoor gevraagd om de
nodige juridische stappen te nemen. Dit verzoek is al ruim een jaar geleden bij uw
kantoor in behandeling genomen. We hebben begrepen dat het een ingewikkeld proces
is omdat mevrouw niet in Nederland verblijft.
Inmiddels is het laatste inhoudelijk contact over de stand van zaken geweest per email
in maart 2020. Ondanks herhaaldelijke terugbelverzoeken heeft meneer, en heb ik namens
hem, geen enkel bericht meer van u of uw kantoor mogen ontvangen. Op terugbelverzoeken
wordt simpelweg niet gereageerd. Het maakt dat meneer geen enkel zicht meer heeft
op de voortgang en zijn toekomstplannen niet kan maken omdat de echtscheiding dit
belemmert. Op advies van het juridisch loket stuur ik u hierbij dan ook deze brief
als klacht over de gang van zaken. Ik verzoek u namens meneer om actief, met enige
regelmaat en in ieder geval elk kwartaal de voortgang van het dossier aan hem te laten
weten. Mocht dit niet mogelijk blijken dat verzoek ik om deze zaak over te dragen
aan een advocaat die hier mogelijkheid toe heeft. Op advies van het juridisch loket
zal meneer zich zo nodig wenden tot de orde van advocaten om daar de klacht ook onder
aandacht te brengen en tot een juiste oplossing te komen.(…)”
2.4 Bij beslissing van 25 oktober 2021 heeft het Hof van Discipline aan verweerster
de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor 26 weken, waarvan
20 weken voorwaardelijk, opgelegd. Aan het voorwaardelijke deel van de schorsing heeft
het Hof van Discipline, naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarde gekoppeld
dat verweerster zich laat begeleiden door een coach (ECLI:NL:TAHDV:2021:189).
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster communiceert niet, althans niet afdoende, met klager.
b) Verweerster reageert niet op verzoeken van klager om contact op te nemen.
c) Verweerster komt toezeggingen niet na.
d) Verweerster, althans haar kantoor, heeft niet gereageerd op een klacht van klager.
3.2 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht het volgende gesteld. Klager
is afkomstig uit het buitenland. Klager is een religieus huwelijk aangegaan met een
vrouw die in een ander buitenland verblijft. Het huwelijk is geregistreerd in Nederland.
Klager wil graag een andere vrouw trouwen, maar dit is niet mogelijk zolang het religieuze
huwelijk in Nederland geregistreerd is. Klager heeft juridische bijstand nodig. De
gebrekkige communicatie met verweerster maakt klager radeloos; hij weet niet waar
hij aan toe is.
3.3 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna,
voor zover van belang, besproken.
4 VERWEER
4.1 De deken heeft verweerster bij berichten van 15 maart 2021, 6 en 21 april 2021
en 6 mei 2021 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de klacht.
Verweerster heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
4.2 Verweerster heeft op de zitting bij de raad voor het eerst haar standpunt kenbaar
gemaakt. Ze heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat ze de zaak van klager inhoudelijk
wel heeft behandeld, maar dat ze, als gevolg van privéomstandigheden, is tekortgeschoten
in de communicatie met klager en dat de verwijten in zoverre terecht zijn.
5 BEOORDELING
5.1 Omdat verweerster erkent dat de klachten, die alle zien op de communicatie
met klager, terecht zijn aangevoerd, is de klacht in alle onderdelen gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft haar cliënt in de steek gelaten door niet met hem te communiceren
over een lopende zaak. De kernwaarden deskundigheid en integriteit zijn in het geding
en verweerster heeft onprofessioneel gehandeld. Dit betekent dat naar het oordeel
van de raad een maatregel op zijn plaats is.
6.2 Bij het bepalen van de omvang van de maatregel weegt de raad het tuchtrechtelijk
verleden van verweerster mee. De raad heeft in eerdere zaken waarin het verwijt ook
was dat verweerster onbereikbaar was voor haar cliënten en tekortschoot in de communicatie
maatregelen van toenemende zwaarte opgelegd. Het ging van een berisping en vervolgens
een geheel voorwaardelijke schorsing van beperkte omvang naar een deels onvoorwaardelijke
schorsing van forse omvang. Tegen deze laatste maatregel heeft verweerster hoger beroep
ingesteld en het Hof van Discipline heeft op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze
zaak (zie 2.4). Uit die beslissing blijkt dat verweerster het Hof van Discipline in
hoger beroep heeft verzocht bij het bepalen van een maatregel rekening te houden met
een moeilijke periode in haar leven. Het Hof van Discipline heeft dit gedaan en heeft
ook acht geslagen op de omstandigheid dat verweerster voornemens was om haar praktijkvoering
te verbeteren. Het Hof van Discipline heeft aan verweerster een schorsing voor de
duur van 26 weken opgelegd, waarvan 20 weken voorwaardelijk, en als bijzondere voorwaarde
dat verweerster zich laat coachen.
6.3 Op de zitting bij de raad op 22 november 2021 heeft de raad zich door verweerster
en de deken laten voorlichten over het door het Hof van Discipline tevens opgelegde
coachingstraject. Verweerster is in overleg met de deken doende om het coachingstraject
vorm te geven. Mr. M. Houwing is bereid gevonden om als coach op te treden. De deken
heeft uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat hij vertrouwen heeft in het coachingstraject
en in het vermogen van verweerster om haar privéleven en haar praktijk weer op de
rit te krijgen.
6.4 De raad wil, gelet op de uitspraak van het Hof van Discipline en het door de
deken in verweerster uitgesproken vertrouwen, voorkomen dat een in deze zaak op te
leggen maatregel de door verweerster ingeslagen weg ondermijnt. Anderzijds houdt de
raad ook rekening met het geschonden belang van klager. De raad zal daarom aan verweerster
een geheel voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opleggen voor
de duur van één week.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel
46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden
binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen
twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster
door.
7.2 Om de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond
van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a
en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden,
overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse
Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline"
en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van één week op;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad
van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer
van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden
proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde
gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaren ingaande op de dag dat deze
beslissing onherroepelijk wordt.
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.3.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.J. Smit, P.C.M. van Schijndel,
M.P. de Klerk en B.F. van Noort, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en
uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2022.