ECLI:NL:TADRSGR:2021:44 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-988/DH/RO/TUL

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:44
Datum uitspraak: 22-03-2021
Datum publicatie: 07-04-2021
Zaaknummer(s): 20-988/DH/RO/TUL
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Tenuitvoerlegging eerder opgelegde voorwaardelijke schorsing

Ambtshalve beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 22 maart 2021 in de zaak 20-988/DH/RO/TUL

tot tenuitvoerlegging op grond van artikel 48e Advocatenwet van de bij beslissing van het hof van discipline van 11 januari 2019 aan:

verweerder

opgelegde voorwaardelijke schorsing.

1    FEITEN

De raad gaat uit van de volgende feiten.

1.1    Bij beslissing van 11 januari 2019 (in de zaak 170258) heeft het hof van discipline (hierna: het hof) aan verweerder een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van acht weken, waarvan vier weken, voorwaardelijk, opgelegd. Aan het voorwaardelijke deel van de schorsing is de algemene voorwaarde verbonden dat verweerder zich binnen de proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging. Het hof heeft de proeftijd in deze beslissing gesteld op twee jaren. 

1.2    Tegen de beslissing van het hof stond geen hogere voorziening open zodat de proeftijd op 11 januari 2019 is ingegaan.

2      VERLOOP VAN DE PROCEDURE

2.1    Bij brief van 11 december 2020 heeft de raad aan verweerder kenbaar gemaakt dat de door het hof van discipline bij beslissing van 11 januari 2019 (in de zaak 170258) opgelegde voorwaardelijke maatregel mogelijk ten uitvoer kan worden gelegd.

2.2    Op 29 december 2020 is verweerder opgeroepen voor de zitting van 8 februari 2021. Vanwege de extreme weersomstandigheden die dag is de zitting kort tevoren omgezet naar een videozitting. Verweerder is daarvan per e-mail op de hoogte gebracht maar niet verschenen. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden tot 8 maart 2021. Verweerder is daarvan per aangetekende mail van 15 februari 2021 op de hoogte gebracht.

2.3    De zaak is behandeld op de videozitting van de raad van 8 maart 2021.

Verweerder is behoorlijk opgeroepen maar is zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

3    BEOORDELING

3.1    In de zaak met nummer 19-785/DH/RO heeft de raad bij beslissing van 20 juli 2020 aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken opgelegd.

3.2    In de zaak met nummer 20-083/DH/RO/D heeft de raad bij beslissing van 20 juli 2020 aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken opgelegd.

3.3    Beide hiervoor genoemde zaken hadden betrekking op tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen (schending van gedragsregel 15) van verweerder op – onder meer - 24 april en 11 september 2019.

3.4    Het hof heeft bij beslissing d.d. 22 januari 2021 (zaaknummer 200189) de beslissing van de raad d.d. 20 juli 2020 gewezen onder nummer 19-785/DH/RO bekrachtigd.

3.5    Het hof heeft bij beslissing d.d. 22 januari 2021 (zaaknummer 200190D) de beslissing van de raad d.d. 20 juli 2020 gewezen onder nummer 20-083/DH/RO/D vernietigd op het punt van de daarin opgelegde maatregel en (opnieuw rechtdoende) aan verweerder in plaats daarvan een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zesentwintig weken opgelegd.

3.6    Op grond van het bovenstaande is komen vast te staan dat verweerder zich gedurende de bij beslissing van 11 januari 2019 door het hof bepaalde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 Advocatenwet bedoelde gedraging. Nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van omstandigheden die aan een tenuitvoerlegging in de weg staan, zal de raad met toepassing van 48e Advocatenwet de tenuitvoerlegging gelasten van de bij beslissing van het hof van 11 januari 2019 voorwaardelijk aan verweerder opgelegde schorsing voor de duur van vier weken.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    gelast de tenuitvoerlegging van de door het hof bij beslissing van 11 januari 2019 opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken;

- bepaalt dat de schorsing ingaat op dinsdag 6 april 2021 met dien verstande dat:

a.    de schorsing pas ingaat na afloop van eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen;

b.    verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar ten uitvoer worden gelegd;

c.    de huidige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. A. Schaberg en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2021.