ECLI:NL:TADRSGR:2021:239 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-202/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2021:239 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-12-2021 |
Datum publicatie: | 10-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-202/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 december 2021
in de zaak
21-202/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend
voorzitter van de raad van discipline van 2 juni 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/13 cij/gh
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 2 juni 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op 2 juni 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 2 juni 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift diezelfde dag ontvangen.
1.5 Op 23 juni 2021 heeft klager de voorzitter, die de beslissing van 2 juni 2021
heeft genomen, gewraakt. Op 25 juni 2021 is aan klager meegedeeld dat het wrakingsverzoek
niet in behandeling is genomen, omdat het is ingediend nadat de voorzittersbeslissing
is uitgesproken.
1.6 Op 30 juni 2021 heeft klager de zittingscombinatie gewraakt. Op 5 juli 2021
is aan klager, namens de voorzitter van de raad mr. G.A.F.M. Wouters, meegedeeld dat
het wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, bij gebreke van een (begrijpelijke)
onderbouwing van het wrakingsverzoek.
1.7 Op 18 augustus 2021 heeft klager de tuchtrechter gewraakt. Bij beslissing van
de wrakingskamer van 19 augustus 2021 is klagers verzoek kennelijk ongegrond verklaard
en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van klager niet in behandeling wordt
genomen.
1.8 Verschillende daaropvolgende wrakingsverzoeken van klager zijn gelet op de
hiervoor genoemde beslissing niet in behandeling genomen.
1.9 Het verzet is vervolgens behandeld op de zitting van de raad van 15 november
2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.10 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen
het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd
en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voor zover klager heeft verzocht de onderhavige zaak over te dragen aan de
Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch ‘op grond van incompetente tucht recht proces
voering’, overweegt de raad als volgt. Klager heeft dit verzoek niet onderbouwd, zodat
het alleen al om die reden wordt afgewezen.
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.3 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen:
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Voor zover klager
heeft bedoeld te stellen dat het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand en eigen
bijdragen niet deugt, geldt dat daarvan aan verweerder geen verwijt kan worden gemaakt.
Verweerder is niet gehouden werkzaamheden te verrichten alvorens er is betaald, in
dit geval de door klager verschuldigde eigen bijdrage. Dat andere advocaten voor de
betaling wel werkzaamheden verrichten, maakt dat niet anders. De voorzitter heeft
de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. T. Hordijk en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 december 2021.