ECLI:NL:TADRSGR:2021:236 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-128/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2021:236 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-12-2021 |
Datum publicatie: | 10-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-128/DH/RO |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 december 2021
(bij vervroeging)
in de zaak 21-128/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de
voorzitter van de raad van discipline van 26 mei 2021 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 12, 14, 28 juli, 24 augustus en 2 september 2020 heeft klager bij de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht
ingediend over verweerder.
1.2 Op 5 februari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/05 cij/gh
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 mei 2021 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook:
de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 26 mei
2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 26 mei 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
De raad heeft het verzetschrift met bijlage op 26 mei 2021 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 oktober 2021. De raad
was bij die gelegenheid als volgt samengesteld: mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. L.P.M.
Eenens, P. Rijpstra, M.F. Laning en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C.
van der Sanden als griffier. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen en van
deze zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 Na sluiting van de behandeling op 4 oktober 2021 is gebleken dat klager op
dat moment werd bijgestaan door [naam], kantoorgenoot van mr. M.P. de Klerk. De raad
heeft dit aan partijen bericht, met de vraag of zij wensen dat de raad in de samenstelling
zoals die ter zitting was uitspraak zal doen, dat de raad in een andere samenstelling
(namelijk zonder mr. De Klerk en een ander lid) uitspraak zal doen of dat een nieuwe
behandeling zal plaatsvinden. Klager heeft daarop laten weten dat hij een nieuwe behandeling
ter zitting wenst.
1.7 Het verzet is vervolgens opnieuw behandeld op de (hybride) zitting van de raad
van 6 december 2021. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder heeft vooraf aan de raad
laten weten niet opnieuw aanwezig te zullen zijn.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het
verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van
het verzetschrift met bijlage en van het proces-verbaal van de zitting van 4 oktober
2021. De raad heeft geen acht geslagen op de door klager ter zitting van 6 december
2021 overgelegde stukken, aangezien de termijn voor indiening van aanvullende stukken
reeds verstreken was en verweerder daarvan ook geen kennis heeft kunnen nemen.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich
in de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan vinden.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen;
de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening
gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht
dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. B.F. van Noort en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken op 27 december 2021 (bij vervroeging).