ECLI:NL:TADRSGR:2021:234 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-402/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2021:234 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-12-2021 |
Datum publicatie: | 10-01-2022 |
Zaaknummer(s): | 21-402/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Beslissing op verzet |
Inhoudsindicatie: | Verzet ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 december 2021
in de zaak
21-402/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend
voorzitter van de raad van discipline van 28 juli 2021 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 13 september 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 19 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 186 2020 ar/ab
van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 28 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de
raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing
is op 28 juli 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 19 augustus 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van
de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij
waren klaagster en verweerster aanwezig.
De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet
is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het
verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2 De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat het aan klaagster is om te
bewijzen dat verweerster haar presentatie op de website docplayer heeft geplaatst.
2.3 De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat het verweerster vrij stond
om haar presentatie te delen met de VNG.
2.4 De voorzitter heeft miskend dat de link tussen de presentatie en de persoon
van klaagster eenvoudig is te leggen.
2.5 De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat de uitlating van verweerster
in haar presentatie valt onder de vrijheid van meningsuiting. Hierbij geldt klaagster
dat “de grenzen die er zijn aan uitingen worden bewaakt door het slachtoffer zelf
en niet door de voorzitter of [verweerster]”.
2.6 De voorzitter heeft miskend dat verweerster zich zonder doel grievend heeft
uitgelaten.
2.7 De klacht is volgens klaagster wel degelijk gegrond en klaagster verzoekt de
raad om “een bekwaam, niet slaafs en onbevooroordeeld persoon er naar te laten kijken”
2.8 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet
niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad
naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een
gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld
of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als
de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing
heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet
slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft
rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter
heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe
gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De
raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M Wouters, voorzitter, mrs. M. Laning en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2021.