ECLI:NL:TADRSGR:2021:231 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-115/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:231
Datum uitspraak: 20-12-2021
Datum publicatie: 26-01-2022
Zaaknummer(s): 21-115/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. De voorzitter heeft miskend dat de klacht niet alleen is ingediend door klager 1, maar ook door klagers 2, 3 en 4. In relatie tot klager 1 is het verzet ongegrond. In relatie tot klagers 2, 3 en 4 is het verzet gegrond en de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 december 2021 in de zaak 21-115/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 mei 2021 op de klacht van:

1.    
wonende te 
2.    
3.    (…) BV
4.    (…) B.V.
klagers

over:

verweerder
gemachtigde: mr. I.F. Schouwink

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 14 augustus 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 27 januari 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K171 2020ar/ab van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 5 mei 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht voor zover ingediend door klager 1 kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 6 mei 2021 verzonden aan klager 1 en verweerder.
1.4    Op 1 juni 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op die datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 november 2021. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klagers hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. De raad heeft verder kennis genomen van:
•    de e-mail van 5 juli 2021, 10.14 uur, met bijlagen van de zijde van klagers;
•    de e-mail van 5 juli 2021, 10.35 uur, met bijlagen van de zijde van klagers;
•    de e-mail van 28 september 2021, met bijlage van de zijde van klagers;
•    de brief van de griffier aan klager 1 van 29 september 2021
•    de e-mail van 5 oktober 2021, met bijlagen, van de zijde van klagers;
•    de e-mail van de griffier aan klager 1 van 8 oktober 2021;
•    de e-mail van 8 november 2021 van de zijde van klagers.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    De klacht is niet alleen ingediend door klager 1, maar ook namens klagers 2, 3 en 4. De voorzitter heeft dit miskend.
2.3    Door de voorzitter zijn onjuiste feiten vastgesteld en belangrijke feiten genegeerd. De voorzitter heeft de onderbouwing van de klacht buiten beschouwing gelaten. De voorzitter heeft op basis daarvan onjuiste conclusies getrokken. 
2.4    De voorzitter heeft de derde klacht met betrekking tot de aangifte tegen R genegeerd. 
2.5    Het oordeel van de voorzitter is onjuist. 
2.6    De stellingen die klagers in de klacht en in verzet naar voren hebben gebracht worden hierna, voor zover van belang, besproken. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING
Toetsingskader verzet
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
Verzet ingediend door klager 1
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager 1 aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden in relatie tot klager 1. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht zoals ingediend door klager 1. De raad zal het verzet zoals ingediend door klager 1 daarom ongegrond verklaren. 
Verzet ingediend door klagers 2, 3 en 4
4.4    De klacht is ingediend door vier klagers. Dit blijkt expliciet uit de klacht van 17 augustus 2021 en uit het antwoord van verweerder blijkt ook dat hij de klacht heeft opgevat als ingediend door vier klagers. De voorzitter heeft de klacht beoordeeld als was deze uitsluitend door klager 1 ingediend. Dit is onjuist en het verzet is in zoverre gegrond. 
Klacht ingediend door klagers 2, 3 en 4
4.5    Allereerst moet de vraag worden beantwoord of klager 2, 3 en 4 voldoende belang hebben bij de klacht. Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt immers slechts toe aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.
4.6    Klachtonderdeel a ziet op de intrekking van een toevoeging die is verleend ten behoeve van klager 1. De raad ziet niet in welk belang klagers 2, 3 en 4 hebben bij dit klachtonderdeel. Klagers 2, 3 en 4 zijn daarom niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a. 
4.7    De raad stelt voorop dat op grond van de stellingen van klagers niet kan worden vastgesteld dat klagers 2, 3 en 4 belanghebbend zijn bij klachtonderdeel b. Voor zover zij belanghebbend zijn bij dit klachtonderdeel onderschrijft de raad het oordeel van de voorzitter (overweging 4.7 van de voorzittersbeslissing), ook in relatie tot klagers 2, 3 en 4. Klachtonderdeel b is bij gebrek aan een begrijpelijke en feitelijke onderbouwing ook in relatie tot klagers 2, 3 en 4 ongegrond. 

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het verzet ongegrond zoals overwogen in 4.3;
-    verklaart het verzet gegrond zoals overwogen in 4.4;
-    verklaart klagers 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a;
-    verklaart klachtonderdeel b in relatie tot klagers 2, 3 en 4 ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M. Laning en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2021.