ECLI:NL:TADRSGR:2021:219 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-838/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:219
Datum uitspraak: 08-12-2021
Datum publicatie: 15-12-2021
Zaaknummer(s): 21-838/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over schending privacy door opnemen persoonlijke gegevens kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 8 december 2021 in de zaak 21-838/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 14 oktober 2021 met kenmerk 1317886 – R 2021/70, door de raad ontvangen op 14 oktober 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 28. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager heeft bij de Geschillencommissie Reizen (hierna ook: GCR) een klacht ingediend tegen een reisorganisatie. 
1.2    Op 21 oktober 2020 heeft de GCR uitspraak gedaan (bindend advies) en bepaald dat de reisorganisatie in plaats van een voucher, de reissom van een vakantiereis binnen een termijn van vier weken terug moet betalen, inclusief het klachtengeld. De GCR heeft op diezelfde dag nog vijf gelijkluidende beslissingen gewezen in soortgelijke zaken van andere reizigers.
1.3    De reisorganisatie is het niet eens met het oordeel en heeft klager gedagvaard voor de rechtbank Den Haag, sector kanton, teneinde de beslissing van de GCR te vernietigen. Ook de andere vijf reizigers zijn gedagvaard voor verschillende rechtbanken. De reisorganisatie wordt in deze procedures bijgestaan door verweerster.
1.4    Verweerster heeft voor de roldatum van 12 januari 2021 een conclusie, houdende verzoek tot verwijzing en tot voeging van de procedures van de verschillende reizigers, ingediend bij de rechtbank Den Haag. In deze conclusie zijn de naam (voorletter en achternaam), alsmede het adres en de woonplaats van klager vermeld. Ook de namen en adresgegevens van de andere vijf reizigers zijn vermeld.
1.5    Op 8 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster (klachtonderdeel a).
1.6    Bij brief van 18 februari 2021 heeft verweerster de zaak- en rolnummers aan de rechtbank Den Haag gezonden. In deze brief zijn de naam, alsmede het adres en de woonplaats van klager en de andere vijf betrokken reizigers vermeld. 
1.7    Op 19 februari 2021 heeft klager bij de deken een aanvullende klacht ingediend over verweerster (klachtonderdeel b)

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft klagers privacy op ernstige wijze geschonden, omdat zij klagers persoonlijke gegevens heeft opgenomen in haar conclusie en deze conclusie niet alleen naar de rechtbank heeft gestuurd, maar ook naar de vijf andere betrokken reizigers.
b)    Verweerster heeft klagers privacy op ernstige wijze geschonden, door klagers persoonlijke gegevens en die van de vijf andere reizigers op te nemen in haar brief aan de rechtbank van 18 februari 2021. 
2.2    Klager heeft ter toelichting gesteld dat zijn persoonsgegevens bij de gemeente zijn afgeschermd en dat verweerster had kunnen volstaan met alleen het gebruik van klagers achternaam. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    Een oordeel over de vraag of verweerster heeft gehandeld in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), is niet ter beoordeling aan de tuchtrechter, maar is voorbehouden aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Wel dient de tuchtrechter te beoordelen of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
4.2    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.3    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig afgewogen en voldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster klagers persoonsgegevens voor oneigenlijke doeleinden heeft gebruikt, verwerkt of verspreid. 
4.4    De voorzitter overweegt verder dat de brief van 18 februari 2021 door verweerster alleen aan de rechtbank is gezonden waar de procedure reeds aanhangig was. Klagers gegevens waren daar reeds bekend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is alleen al daarom geen sprake. 
4.5    Voor zover klager ook klaagt over het feit dat verweerster de persoonlijke gegevens van de andere reizigers heeft opgenomen, geldt dat klager hierbij geen rechtstreeks belang heeft. De voorzitter zal dit dan ook buiten beschouwing laten. 
4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, voor wat betreft beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021.