ECLI:NL:TADRSGR:2021:185 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-540/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2021:185 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-10-2021 |
Datum publicatie: | 01-11-2021 |
Zaaknummer(s): | 21-540/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klachten tegen de advocaat van de wederpartij in een complex zakelijk geschil met civiele en strafrechtelijke aspecten gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 13 oktober 2021 in de zaak 21-540/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
1. (..>)
wonende te (…)
2. (…) B.V.
gevestigd te (…)
klagers
gemachtigden: mrs. I. El Ajjouri, D.I.J. Snijders en W. Plessius
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Rotterdam (hierna: de deken) van 16 juni 2021 met kenmerk R 2021/40 edg/gh en van
de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.
De voorzitter heeft verder kennis genomen van de email van 14 juli 2021, met bijlagen,
van de zijde van klagers en de e-mail van 10 september 2021, met bijlagen, van de
zijde van verweerder.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Aan deze klacht ligt een zakelijk geschil ten grondslag. Het is ontstaan rondom
de gang van zaken rondom de (ver)koop van een groot aantal percelen door de NS. Mr.
B, kantoorgenoot van verweerder, treedt in het geschil op voor onder meer WV BV, YS
BV en ChVR BV. De cliënten van mr. B zijn verwikkeld (geweest) in procedures tegen
klagers, maar ook tegen derden.
1.2 Op 20 november 2019 hebben klagers een verzoek tot het houden van een voorlopig
getuigenverhoor ingediend. Verweerders in deze procedure zijn WV BV, YS BV, ChVR BV
en mr. B.
1.3 Verweerder heeft in deze procedure opgetreden als advocaat van mr. B.
1.4 Op 20 januari 2020 om 3.21 uur heeft mr. B een verweerschrift, opgesteld door
verweerder, naar de advocaat van klagers gestuurd “tbv de zitting van morgenochtend”.
1.5 Op 23 juni 2020 om 18.06 uur heeft mr. B het volgende geschreven aan een medewerkster
van de advocaat van klagers:
“Dit schreef ik zojuist naar de rechtbank Arnhem:
(…) Morgen vindt vanaf 9.00 uur het getuigen verhoor plaats in bovenvermelde procedure
t.o.v. [rechter]. Mijn clienten (…) bellen mij zojuist dat beide griep/verkouden gerelateerde
hebben en dat vanwege de Covid-19 regeling niet als getuige zullen verschijnen. De
vrouw van [cliënt B] die ook als getuige optreedt, heeft de klachten niet, maar ondergaat
vanwege de gezinssituatie hetzelfde lot. Als vierde getuige zal ik optreden. Ik verschijn
gewoon (ik ben niet geveld). Bij dit soort klachten kan ook geen doktersbriefje worden
verkregen, alleen al omdat de huisartsen patiënten met dergelijke klachten mijden
en zij niet naar de praktijk mogen komen.”
1.6 Uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 24 juni 2020 (kenmerk (…)459)
blijkt dat mr. B en verweerder zijn verschenen en dat de rechter het hiervoor in 1.5
bedoelde bericht van mr. B heeft ontvangen. Uit het proces-verbaal blijkt verder dat
de advocaten van klagers de rechter hebben laten weten dat zij niet zullen verschijnen
en dat zij verweerder en mr. B daarover niet hebben geïnformeerd. Mr. B heeft de rechter
gevraagd om op dat moment toch te worden gehoord. Uit het proces-verbaal blijkt dat
de rechter dat verzoek heeft afgewezen, omdat de rechter wenste vast te houden aan
de volgorde van getuigen die door klagers was voorgesteld.
1.7 Op 6 juli 2020 heeft (de secretaresse van) mr. B de verhinderingen op woensdagen
en donderdagen in de maanden juli, augustus en september 2020 van verweerder, de getuigen
(zijn cliënten) en zichzelf doorgegeven aan de advocaat van klagers. Deze personen
zijn volgens de opgave verhinderd in de maanden juli en augustus 2020 en op zes woensdagen
en donderdagen in de maand september 2020.
1.8 Bij brief van 20 juli 2020 heeft de rechtbank Gelderland laten weten dat het
getuigenverhoor in zaak (…)459 zal plaatsvinden op 17 augustus 2020.
1.9 Bij brief van 28 juli 2020 aan de rechtbank Gelderland heeft mr. B gemotiveerd
verzocht om het voorlopig getuigenverhoor in zaak (…)459 “ofwel te sluiten wegens
misbruik van procesrecht ofwel voor onbepaalde tijd aan te houden wegens het algemeen
belang”.
1.10 Op 6 augustus 2020 is als beslissing van de rechter aan partijen meegedeeld
dat het getuigenverhoor op 17 augustus 2020 door zal gaan.
1.11 Op 14 augustus 2020 heeft mr. B aan de rechtbank laten weten dat zijn cliënten
op 17 augustus 2020 niet zullen verschijnen omdat zij met vakantie zijn. Mr. B heeft
erop gewezen dat geen rekening is gehouden met opgegeven verhinderdata. Bij brief
van dezelfde datum heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat ook hij verhinderd
is om aanwezig te zijn bij het getuigenverhoor, vanwege vakantie in het buitenland.
1.12 Op 2 september 2020 heeft de rechtbank Gelderland laten weten dat een getuigenverhoor
zal plaatsvinden op 25 september 2020 om 9.30 uur.
1.13 Op 8 september 2020 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over
verweerder en mr. B.
1.14 Op 25 september 2020 is het voorlopig getuigenverhoor in zaak (…)459 voortgezet
met het horen van een van de cliënten van mr. B. Verweerder was bij dit verhoor aanwezig.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder
het volgende.
a) Verweerder heeft tegenstrijdigheden, aannames en onjuistheden verkondigd over
de verhoudingen van klagers en WV BV in de periode 2015-2020.
b) Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het verkondigen van onjuistheden
over klager en de tender GreeNS op 12 februari 2015.
c) Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het verkondigen van onjuistheden
in de herroepingsdagvaarding van 24 juli 2019.
d) Verweerder heeft willens en wetens de procesgang tijdens civiele procedures
gefrustreerd.
Klagers hebben ter onderbouwing van dit klachtonderdeel een aantal voorbeelden genoemd
die hierna besproken zullen worden.
e) Verweerder heeft misbruik gemaakt van het strafdossier voor civiele doeleinden.
2.2 De stellingen die klagers aan de klacht ten grondslag hebben gelegd worden
hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klagers. Dit
betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van
Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate
van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem
goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien
de advocaat (1) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten
dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij
de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig
of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking
tot de onder (1) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat
de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid
van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid
daarvan te verifiëren.
Ontvankelijkheid
4.2 In artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet is bepaald dat een klacht
niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de
dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen
van het handelen of nalaten van de advocaat, waarop de klacht betrekking heeft. Op
grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn
van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het
handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden.
In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum
waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
4.3 Volgens klagers is het recht om te klagen, zakelijk weergegeven, niet (gedeeltelijk)
vervallen, omdat de klacht binnen een redelijke termijn is ingediend. Klagers menen
dat de klacht in zijn geheel ontvankelijk is.
4.4 De voorzitter verwerpt dit standpunt. Op klachten die bij de deken zijn ingediend
na 1 januari 2015 is immers de op die datum in werking getreden versie van de Advocatenwet
en daarmee het bepaalde in artikel 46g van die wet van toepassing. Dit betekent dat
de klachten of onderdelen daarvan niet-ontvankelijk zijn, voor zover deze zien op
gedragingen van verweerder van voor 8 september 2017. De klacht is immers ingediend
op 8 september 2020. Daarnaast is niet gesteld en ook niet gebleken dat sprake is
van het bepaalde in artikel 46g lid 2 van de Advocatenwet.
Betrokkenheid verweerder
4.5 Klagers hebben een gelijkluidende klacht ingediend tegen verweerder en mr.
B. De klacht tegen mr. B is bij de raad bekend onder nummer 21-534/DH/RO. De betrokkenheid
van verweerder en mr. B in de onderliggende kwestie is echter verschillend van aard
en omvang. Mr. B is de advocaat van de wederpartijen van klagers in een feitelijk
en juridisch complex zakelijk geschil over de (ver)koop van grond. In dat geschil
zijn (en worden) tussen verschillende partijen diverse civiele procedures gevoerd
en is strafrechtelijk onderzoek gedaan of nog gaande.
4.6 Uit de stukken in het klachtdossier en de op dit punt onweersproken stelling
van verweerder blijkt dat verweerder slechts betrokken is geweest bij het geschil
als advocaat van mr. B in een door klagers verzocht voorlopig getuigenverhoor.
4.7 Gesteld noch gebleken is dat verweerder betrokken is geweest bij de feiten
die worden bedoeld onder klachtonderdelen a, b, c en e. Deze klachtonderdelen zijn
daarom, voor zover ontvankelijk, kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d)
Te laat aanleveren van processtukken
4.8 Mr. B heeft op 20 januari 2020 om 3.21 uur ’s nachts een door verweerder opgesteld
verweerschrift toegestuurd ten behoeve van de mondelinge behandeling die op dezelfde
ochtend bij de rechtbank plaatsvond.
4.9 Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het indienen van een verweerschrift
op grond van het bepaalde in artikel 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
mogelijk is tot aan de zitting. Het tijdstip van indiening van het verweerschrift
is daarom niet onbetamelijk of onzorgvuldig jegens klagers en klachtonderdeel d is
op dit punt kennelijk ongegrond.
Te laat afmelden voor het ingeplande getuigenverhoor op 24 juni 2020
4.10 Mr. B heeft op 23 juni 2020 om 18:06 uur naar alleen de secretaresse van de
advocaat van klagers een e-mail gestuurd met de mededeling dat “de getuigen niet zullen
verschijnen op het getuigenverhoor van 24 juni 2020 om 09:00 uur ’s ochtends”. Klagers
stellen dat mr. B dit heeft gedaan om hen te benadelen. Mr. B heeft volgens klagers
bij het verhoor de volgende dag “getracht de volgorde van de te horen getuigen via
kunstgrepen ‘een gekunstelde truc’ op oneigenlijke wijze te beïnvloeden”. Volgens
klagers heeft de rechtbank de aanvankelijk volgorde echter gehandhaafd.
4.11 De voorzitter begrijpt dat klagers verweerder, die als advocaat van mr. B
bij de gang van zaken betrokken was, hetzelfde verwijten.
4.12 De (impliciete) stelling dat de verklaring van mr. B en verweerder dat de
cliënten van mr. B vanwege corona-gerelateerde klachten thuis moesten blijven onwaarachtig
is hebben klagers onvoldoende feitelijk onderbouwd. De verhindering van de cliënten
van mr. B valt overigens verweerder niet te verwijten.
4.13 Uiteindelijk zijn alleen verweerder en mr. B op het getuigenverhoor verschenen.
Mr. B heeft toen aan de rechter gevraagd of hij op dat moment kon worden gehoord.
De voorzitter heeft geen grond om aan te nemen dat dit verzoek uitsluitend is gedaan
met het oogmerk om klagers te benadelen. Het verzoek is bovendien niet gehonoreerd
door de rechter en klagers zijn aldus niet in hun belangen geschaad door het verzoek.
Daargelaten of (ook) verweerder verantwoordelijk is te houden voor het verzoek van
mr. B, geldt dat het verzoek jegens klagers niet onbetamelijk is.
4.14 Uit het voorgaande volgt dat dit deel van klachtonderdeel d kennelijk ongegrond
is.
Opgeven van absurde verhinderdata
4.15 Volgens klagers heeft verweerder “zeer onredelijke en onbewezen verhinderdata
opgegeven” en deze verhinderdata niet onderbouwd.
4.16 Mr. B heeft de verhinderingen opgegeven van zichzelf, zijn cliënten en van
verweerder. Het verzoek om opgave van verhinderingen zag, zo begrijpt de voorzitter,
op woensdagen en donderdagen en bovendien op de vakantieperiode in de zomer. In deze
context bezien is het aantal verhinderingen naar het oordeel van de voorzitter niet
“absurd” en de voorzitter ziet geen grond om aan te nemen dat deze verhinderingen
slechts zijn opgegeven om de belangen van klagers te schaden. Voor zover de opgave
van verhinderdata valt onder de verantwoordelijkheid van verweerder is deze opgave
niet onbetamelijk jegens klagers. Dit deel van klachtonderdeel d is in zoverre kennelijk
ongegrond.
Verzoek tot sluiten/aanhouden getuigenverhoor
4.17 Mr. B heeft de rechtbank namens zijn cliënten verzocht om het voorlopig getuigenverhoor
te sluiten of aan te houden. Zonder toelichting, die klagers niet hebben gegeven,
ziet de voorzitter niet op welke wijze verweerder verantwoordelijk moet worden voor
dit verzoek. Klachtonderdeel d is op dit onderdeel reeds daarom kennelijk ongegrond.
Te laat afmelden ingeplande getuigenverhoor van 17 augustus 2020
4.18 Klagers stellen dat mr. B en verweerder zich nog een keer te laat hebben afgemeld,
namelijk door het bericht van 14 augustus 2020 met vermeende verhinderingen voor het
getuigenverhoor van 17 augustus 2020. De afmelding is volgens klagers ongemotiveerd
en onredelijk.
4.19 De voorzitter stelt vast dat rechter, in weerwil van de opgegeven verhinderdata
en de omstandigheid dat augustus in de zomervakantieperiode valt, het voorlopige getuigenverhoor
midden in augustus heeft gepland. De voorzitter leidt uit het klachtdossier af dat
zowel verweerder als de cliënten van mr. B wegens vakantie verhinderd waren om bij
het getuigenverhoor aanwezig te zijn. Hoewel begrijpelijk is dat klagers dit als vervelend
hebben ervaren is de voorzitter van oordeel dat van onzorgvuldig of onbetamelijk handelen
van verweerder jegens klagers op dit punt ook geen sprake is. Klachtonderdeel d is
daarom ook op dit punt kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdelen a, b, c en e met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van
de Advocatenwet niet-ontvankelijk zoals overwogen in 4.4 en voor het overige met toepassing
van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond;
- klachtonderdeel d met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2021.