ECLI:NL:TADRSGR:2021:182 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-558/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:182
Datum uitspraak: 01-11-2021
Datum publicatie: 01-11-2021
Zaaknummer(s): 21-558/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Verweerder is tekortgeschoten in de voorlichting van klager over de aard en de kans van slagen van de te verrichten werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten. Verweerder is daarnaast tekortgeschoten in de voorlichting van klager over de hoedanigheid van de medewerker die de werkzaamheden voor klager zou verrichten en over de (persoon van de) advocaat die gold als eindverantwoordelijke. Klager is verder onbetamelijk bejegend door of onder verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan schending van zijn plicht tot geheimhouding en vertrouwelijkheid. De verweten gedragingen raken aan de kernwaarden deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 november 2021 in de zaak 21-558/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 30 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 30 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/43 edg/gh van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 september 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 57. De raad heeft ook kennisgenomen van de brief van 6 september 2021, met bijlagen, van de zijde van verweerder.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klager drijft een onderneming. Klager heeft de bijstand van het kantoor van verweerder ingeschakeld in verband met een bedrijfsmatige vordering op een debiteur die voornemens was naar Zuid-Amerika te vertrekken. 
2.3    Op 9 juni 2020 heeft klager telefonisch contact gehad met mr. W, kantoorgenoot van verweerder. Mr. W heeft dezelfde dag vervolgens het volgende geschreven aan klager: 
“Dank voor het telefoongesprek van zojuist. Het betreft een geschil waarbij meerdere (rechts- )personen betrokken zijn. Wij kunnen je hierin bijstaan. 
Verder wens jij beslag te leggen op aandelen. Meer informatie over beslaglegging kan je vinden op onze webpagina hierover: (…)
Als je dat wil doorzetten, dan kan je een aanvraag doen via deze pagina: (…) 
Voorlopig is mijn advies om de vordering die je hebt te minimaliseren tot een heel eenvoudige vordering zodat je eenvoudig en snel beslag kan leggen. Dan zit je ook niet verbonden aan een ingewikkelde rechtszaak. Dan kan je later voor de overige geschilpunten procederen maar dan kan je je later in ieder geval verhalen op de aandelen en andere beslagobjecten. 
Ik wacht je reactie af en als je vragen hebt, stel deze dan gerust. (…)”
2.4    Op 16 juni 2020 heeft klager gesproken met mr. W en een andere medewerker van het kantoor van verweerder. Op 17 juni 2002 heeft klager, naar aanleiding van het gesprek, stukken toegestuurd. 
2.5    Op 17 juni 2020 heeft de heer V van “team juridisch” – de heer V is geen advocaat - een opdrachtbevestiging naar klager gestuurd. Dezelfde dag is aan klager een voorschotfactuur voor € 1.210,- inclusief btw aan honorarium gestuurd. In de kop van de brief staat de heer V  genoemd als behandelaar. In de opdrachtbevestiging staat onder meer het volgende: 
“(…) De opdracht betreft het verlenen van juridische bijstand in uw geschil met D(…) B.V.. U verzocht mij om conservatoir beslag te leggen voor uw vordering. (...)
Onze werkzaamheden worden op uurbasis gefactureerd. Ons basis uurtarief bedraagt € 195 exclusief 8% kantoorkosten en 21% BTW.
Het basis uurtarief kan worden verhoogd met bepaalde factoren die afhankelijk zijn van het financiële belang van de zaak, de vereiste mate van specialisatie, de soort juridische bijstand die wordt verleend en de eventuele spoedeisendheid. Het geldende uurtarief wordt berekend door het basis uurtarief te vermenigvuldigen met de totaaloptelling van de toepasselijke factoren plus 1,0 (€ 195 x (totaaloptelling factoren + 1) = geldend uurtarief). Voor de bovenvermelde zaak geldt – behoudens spoed – een factor van 0,4. Voor meer informatie zie artikel 5 van onze algemene voorwaarden. (...)
Verlof voor conservatoir beslag is verbonden aan de voorwaarde dat er na beslaglegging op korte termijn een gerechtelijke procedure wordt gestart om een vonnis te verkrijgen voor de vordering waarvoor beslag wordt gelegd. (...) Voor het instellen van de eis in de hoofdzaak ontvangt u te zijner tijd een afzonderlijk procesadvies met prijsvoorstel. (…)”
Bij de brief zijn de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder gevoegd. Klager heeft de opdrachtbevestiging voor akkoord ondertekend. 
2.6    Artikel 5 van de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder gaat over honorarium en facturering. Volgens het artikel hanteert het kantoor een basis uurtarief van € 195,- dat, zakelijk weergegeven, afhankelijk van de aard van de zaak wordt verhoogd. Bij een vordering van meer dan € 100.000, - geldt volgens artikel 5.3 een factor 0,4. In 5.5 is bepaald dat het basis uurtarief wordt verhoogd met een factor 0,2 tot 0,4 als de bijstand van een advocaat wettelijk is voorgeschreven. In 5.6 is bepaald dat in spoedzaken een factor 0,5 geldt. Artikel 10 van de algemene voorwaarden bevat onder meer een klachtenregeling. 
2.7    Op 17 juni 2020 hebben klager en de heer V per e-mail en telefonisch contact gehad over, zakelijk weergegeven, de te leggen beslagen.
2.8    Op 18 juni 2020 om 10.19 uur heeft de heer V het volgende bericht gestuurd naar klager:
“Zoals telefonisch besproken, zend ik u bijgaand de nieuwe voorschotfactuur. 
Vanwege het grote aantal beslagen dat u wenst te leggen, is er een groter bedrag aan deurwaarderskosten in de factuur opgenomen, dan dat wij in eerste instantie hadden begroot. 
Ingeval van een toewijzend vonnis komen de beslagkosten echter volledig voor rekening van de debiteur. 
Na ontvangst van het factuurbedrag zal ik de werkzaamheden direct voortzetten. 
Omdat zowel [onderneming klager] als u in privé schuldeisers zijn, worden - zoals ook uit de door u getekende opdrachtbevestiging blijkt - beiden door ons als opdrachtgevers aangemerkt. Voor de volledigheid wilde ik u daar nog even op wijzen. Zou u mij willen bevestigen dat dit voor u duidelijk is? 
Daarnaast verneem ik graag nog van u of het project volledig door u is gerealiseerd (lees: of u uw verplichtingen uit hoofde van die gesloten overeenkomst volledig bent nagekomen).”
2.9    Op 18 juni 2020 heeft het kantoor van verweerder een bedrag van € 7.731,65 inclusief btw bij de onderneming van klager in rekening gebracht. Het betreft een voorschot waarin is begrepen € 4.000,- honorarium, € 1.750,- deurwaarderskosten, € 656,- griffierecht conservatoir beslag en nog wat informatiekosten. 
2.10    Op 18 juni 2020 om 12.16 uur is een tweede aanvullende voorschotfactuur gestuurd voor een bedrag van € 652,98 inclusief btw. Het bedrag bestaat uit een voorschot van € 500,- voor deurwaarderskosten en informatiekosten.
2.11    Op 18 juni 2020 om 21.40 uur heeft de heer V een eerste concept beslagrekest naar klager gestuurd waarover klager en de heer V vervolgens op 18 en 19 juni 2020 hebben getelefoneerd en gecorrespondeerd.
2.12    Op 19 juni 2020 om 12.12 uur heeft de heer V aan klager laten weten dat het eerder betaalde voorschot “reeds ruimschoots is overschreden” en dat hij daarom een nieuw voorschotverzoek toezendt. Klager heeft per kerende post zijn bezwaar kenbaar gemaakt tegen het aanvullende voorschot. De nieuwe voorschotfactuur van 19 juni 2020 bedraagt € 4.289,45 inclusief btw en bestaat uit een honorariumvoorschot van € 3.000,-, een voorschot voor deurwaarderskosten van € 500,- en informatiekosten. Ondanks het bezwaar van klager heeft hij toch voldaan aan het voorschotverzoek.
2.13    Op 19 juni 2020, aan het eind van de middag, is het beslagrekest ingediend. Op het verzoekschrift staat verweerder genoemd als advocaat van klager en zijn ondernemingen. 
2.14    Nadat het verlof is verleend, heeft de deurwaarder op 22 en 23 juni 2020 beslagen gelegd. 
2.15    Op 23 juni 2020 om 9.58 uur heeft klager aan de heer V het volgende geschreven: 
“(…) na de beslagen vandaag kunnen de werkzaamheden bij [kantoor verweerder] worden gestaakt.
De bodemprocedure heb ik mijn vaste advocaat voor.”
2.16    Op 26 juni 2020 heeft de heer V aan klager geschreven dat hij na ontvangst van de facturen van de deurwaarder de eindafrekening zal opmaken en het dossier zal sluiten. 
2.17    Op 29 juni 2020 om 14.00 uur is de eindafrekening naar klager gestuurd. De eindafrekening bedraagt € 2.849,48 aan honorarium en kosten. Uit de bij de eindafrekening gevoegde specificatie blijkt dat voor de werkzaamheden (€ 1.179,36 + € 9.043,16 =) € 10.222,52 exclusief btw in rekening is gebracht, waarvan € 8.000,- is voldaan door middel van voorschotten. Bij het bedrag van € 9.043,16 geldt dat 22,6 uur zijn gewerkt tegen een uurtarief van € 370,50. Bij het bedrag van € 1.179,36 geldt dat 4 uur is gewerkt tegen een uurtarief van € 273,-. Voor de deurwaarderskosten is een voorschot betaald van € 2.750,- en daarnaast is nog € 698,24 aan betekeningskosten verschuldigd.
2.18    Op 29 juni 2020 heeft de deurwaarder naar het kantoor van verweerder een factuur gestuurd van € 3.459,27.
2.19    Op 29 juni 2020 om 14.27 uur heeft klager aan verweerder laten weten dat hij met de eindafrekening niet akkoord gaat. 
2.20    Op 29 juni 2020 heeft het kantoor van verweerder een “laatste sommatie tot betaling” naar klager gestuurd, waarbij betaling wordt gevraagd van de eindafrekening, vermeerderd € 427,42 incassokosten. Op de sommatie staat mr. M, advocaat, vermeld als “behandelaar”. De vervaldatum van de factuur op de laatste sommatie is 29 juni 2020. 
2.21    Klager heeft onder een alias een negatieve review geplaatst op de website van het kantoor van verweerder (uit het dossier blijkt niet wanneer dat was). Verweerder heeft de volgende dag als volgt gereageerd op zijn website:
“Geachte heer [achternaam klager], waarom plaatst u deze leugenachtige recensie onder een valse naam? We zien dat u onder deze naam en andere (valse) namen ook positieve reviews plaats over uw eigen bedrijven. Vindt u dat wel eerlijk en transparant? Over oplichting gesproken.
Ons kantoor heeft uw opdracht conform de gemaakte afspraken uitgevoerd. Helaas hebt u ervoor gekozen om onze eindafrekening niet te betalen. Toen wij u op uw betalingsverplichting hebben aangesproken, hebt u deze recensie geplaatst. Als u denkt dat u zo onder uw verplichtingen kunt uitkomen, hebt u het mis. Ons kantoor zal deze kwestie daarom aan de rechter voorleggen. U kunt de dagvaarding op korte termijn tegemoet zien.”
2.22    Op een andere negatieve review heeft verweerder als volgt gereageerd:
“Geachte heer [naam klager], u kunt uw leugenachtige review wel herhalen onder een andere naam, maar dat maakt deze niet ineens waar. We zien dat u met dit Google account met valse naam ook positieve beoordelingen over uw eigen bedrijf plaatst, dus kennelijk is dit uw manier om uw gram te halen? Volwassen hoor. Ons kantoor zal deze kwestie afhandelen via de rechter om niet in dit soort kinderlijk gedrag te vervallen. We treffen u binnenkort voor de rechtbank. Dan zal de rechter wel beoordelen wie degene is die zijn afspraken niet nakomt.”
2.23    Op weer een andere negatieve review heeft verweerder als volgt gereageerd:
“Geachte heer [naam klager],
We zien dat u inmiddels een derde recensie plaatst met weer een ander Google account. Het wordt inmiddels een beetje zielig. Voor onze reactie verwijs ik u naar onze eerdere reacties hieronder. 
Inmiddels hebt u de dagvaarding ontvangen, dus het lijkt ons raadzaam dat het vonnis afwacht om te zien wie het gelijk aan zijn zijde heeft.”
2.24    Bij e-mail van 13 juli 2020 heeft klager aan het kantoor van verweerder zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over de gang van zaken en vragen gesteld over de facturering. 
2.25    Op 22 juli 2020 heeft verweerder op de klacht van klager gereageerd.
2.26    Op 29 juli 2020 heeft het kantoor van verweerder klager en zijn onderneming gedagvaard. De vordering strekt tot betaling van de eindfactuur van 29 juni 2020. 
2.27    Op 6 januari 2021 heeft bij de deken een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder. 
2.28    Op 11 januari 2021 heeft verweerder de deken laten weten dat hij de naam van klager heeft verwijderd uit de reacties op de reviews. 
2.29    Op 15 januari 2021 heeft verweerder met een conclusie van antwoord in reconventie gereageerd op de reconventionele vordering van klager in de in r.o. 2.26 genoemde incassoprocedure. 
2.30    Op 15 januari 2021 heeft verweerder bij klager een bedrag van € 749,18 inclusief btw in rekening gebracht voor “honorarium werkzaamheden i.v.m. overdacht dossier”. Het voor deze declaratie gehanteerde uurtarief bedraagt € 273,-. 
2.31    Op 27 januari 2021 heeft de heer V aangifte gedaan tegen klager. 
2.32    Op 2 februari 2021 is de in 2.26 bedoelde civiele zaak behandeld door de kantonrechter. Het proces-verbaal van de zitting vormt onderdeel van het klachtdossier. Op 24 maart 2021 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. De kantonrechter heeft klager veroordeeld tot, zakelijk weergegeven, betaling van de eindfactuur en de factuur van 15 januari 2021 tot een bedrag van € 619,16, dit alles te vermeerderen met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vordering in reconventie afgewezen. 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a)    Het kantoor van verweerder heeft klager ten onrechte laten geloven dat de opdracht van klager uitgevoerd zou worden door een advocaat. Dit was niet zo, maar er werd wel een uurtarief van € 420,- gehanteerd.
b)    Op de website van het kantoor van klager staat informatie over een spoedtarief dat niet overeen komt met (de inhoud van) de algemene voorwaarden. 
c)    Klager is onbetamelijk bejegend door het kantoor van verweerder.
d)    Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door de naam van klager expliciet te noemen in zijn reactie op een door klager geplaatste review.
e)    Verweerder heeft hoge kosten in rekening gebracht. 
Het kantoor van verweerder begrootte een bedrag van € 7.700,- voor een conservatoir beslag. De uiteindelijke kosten waren € 16.000,-. Pas na overschrijding van het voorschot werd klager erop gewezen dat de kosten veel hoger zouden uitvallen. Klager moest drie maal, binnen een termijn van drie dagen, een extra voorschot voldoen. Het kantoor van verweerder heeft toegezegd dat klager de laatste factuur als niet verzonden kon beschouwen, maar klager werd later gedagvaard in verband met deze factuur. Verweerder, althans zijn kantoor, heeft klager niet geattendeerd op de mogelijkheid van gesubsidieerde rechtsbijstand. 
f)    Verweerder heeft klager niet gewezen op de interne klachtregeling van zijn kantoor. 
3.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, verder besproken.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
Klachtonderdeel a) 
5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat een aan hem gegeven opdracht persoonlijk moet uitvoeren. In overleg met de cliënt mag de advocaat van dit uitgangspunt afwijken en is het ook toegestaan dat de advocaat andere advocaten of hulppersonen inschakelt. De advocaat blijft echter verantwoordelijk voor de gegeven opdracht. Verder geldt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij dit alles schriftelijk te bevestigen.  
5.2    De raad stelt vast dat klager eerst contact heeft gehad met mr. W, advocaat en kantoorgenoot van verweerder. Nadat klager de opdracht heeft verstrekt, is de heer V werkzaamheden gaan uitvoeren. Naar het oordeel van de raad is verweerder echter onvoldoende duidelijk geweest over de hoedanigheid van de heer V. In de opdrachtbevestiging staat weliswaar dat de heer V werkzaam is voor ‘team juridisch’, maar hiermee wordt naar het oordeel van de raad onvoldoende expliciet tot uitdrukking gebracht dat hij geen advocaat is. In de opdrachtbevestiging is ook niet duidelijk gemaakt onder de verantwoordelijkheid van welke advocaat de heer V zijn werkzaamheden zou verrichten. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat slechts een advocaat een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag kan indienen en dat voor de opdracht van klager de bijstand van een advocaat dus noodzakelijk was. 
5.3    De raad is van oordeel dat de verzonden opdrachtbevestiging onvoldoende duidelijk is over de persoon en hoedanigheid van de heer V en over de voor de zaak van klager eindverantwoordelijke advocaat. De raad gaat ervan uit dat dit alles is gebeurd onder verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder is immers (mede)eigenaar van zijn kantoor en verweerder is de advocaat die het verzoekschrift tot conservatoir beslag heeft ingediend. De raad komt tot de conclusie dat klachtonderdeel a in zoverre gegrond is. 
5.4    Klager stelt verder dat voor de werkzaamheden van de heer V een uurtarief van € 420,- in rekening is gebracht. De raad vat dit onderdeel van klacht aldus op dat het voor klager niet duidelijk was welk tarief zou worden gerekend voor de werkzaamheden van de heer V.
5.5    De raad stelt vast dat voor de werkzaamheden die tussen 17 en 22 juni 2020 zijn verricht een uurtarief van € 370,50 in rekening is gebracht, exclusief 4 % kantoorkosten en 21 % btw. Het gaat, zo begrijpt de raad, om het basisuurtarief van € 195,-, vermeerderd met de factor 0,4 omdat het ging om een vordering met een waarde van meer dan € 100.000,-. De raad begrijpt uit de facturering dat voor de werkzaamheden tot en met de indiening van het beslagrekest het uurtarief is verhoogd met de factor 0,5 vanwege spoedeisendheid. Nadien is een uurtarief gerekend van € 273,- exclusief kantoorkosten en btw. Dat is het basistarief van € 195,- verhoogd met de factor 0,4.
5.6    Het heeft de raad moeite gekost om de opbouw van de gehanteerde uurtarieven te doorgronden aan de hand van de gelaagdheid van de opdrachtbevestiging, de algemene voorwaarden, de facturen en de specificaties. De raad begrijpt dan ook dat het voor klager niet duidelijk was welk tarief in rekening zou worden gebracht. Naar het oordeel van de raad zijn onder verantwoordelijkheid van verweerder onvoldoende duidelijke afspraken gemaakt over het honorarium. Verweerder heeft op dit punt onzorgvuldig gehandeld jegens klager en klachtonderdeel a is ook in zoverre gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.7    Daargelaten of de informatie op de website overeenkwam met de informatie in de algemene voorwaarden, geldt dat niet is gebleken dat klager hierdoor in zijn belangen is geschaad. Klachtonderdeel b is reeds daarom ongegrond.
5.8    Voor zover klager stelt dat hem onvoldoende duidelijk was voor welke werkzaamheden het spoedtarief in rekening zou worden gebracht, geldt dat dit punt bij klachtonderdeel a al is beoordeeld. Aan klachtonderdeel b komt in zoverre geen zelfstandige betekenis toe. 
Klachtonderdeel c)
5.9    Klager stelt dat hij door de heer V onder druk is gezet om telkens meer te betalen en dat hij aldus onbetamelijk is bejegend.  
5.10    De raad overweegt dat voor werkzaamheden van (een medewerker van) een advocaat een voorschot mag worden gevraagd. Als het voorschot is verbruikt, mag een aanvullend voorschot worden gevraagd. Het is ook geoorloofd om opschorting van werkzaamheden in het vooruitzicht te stellen, als een cliënt bezwaar maakt tegen een (aanvullend) voorschot. Dat dit door een cliënt als onprettig wordt ervaren, maakt op zichzelf niet dat sprake is van onbetamelijke bejegening. Klachtonderdeel c is in zoverre ongegrond.  
5.11    De raad begrijpt uit de stellingen van klager dat dit klachtonderdeel ook ziet op de wijze waarop hij door (andere medewerkers van het kantoor van) verweerder is bejegend. Dit onderdeel van klachtonderdeel c acht de raad gegrond. De raad licht dit als volgt toe. 
5.12    Klager heeft op 29 juni 2020 aan verweerder laten weten dat hij het met de eindafrekening niet eens is. Gelet op dat wat de raad bij klachtonderdeel a heeft overwogen over de onduidelijke informatie over het honorarium is het bezwaar van klager niet onbegrijpelijk. Niettemin volgt diezelfde dag nog een laatste sommatie tot betaling, met 29 juni 2020 (dezelfde dag) als vervaldatum. 
5.13    Naar het oordeel van de raad had verweerder in plaats van de tamelijk intimiderende laatste sommatie, klager moeten wijzen op de toepasselijke kantoorklachtregeling en de overige mogelijkheden om het declaratiegeschil op te lossen. Verweerder had moeten onderzoeken of hij het geschil over de declaratie in der minne had kunnen oplossen, in aanmerking genomen hetgeen de raad bij klachtonderdeel a heeft overwogen. 
5.14    De raad acht de reacties van klager op de laatste sommatie niet zakelijk en niet passend; klager rept een aantal maal over oorlog met (het kantoor van) verweerder. Dit neemt niet weg dat verweerder wel zakelijk had moeten reageren. Dat heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gedaan. Verweerder heeft in zijn brief van 22 juli 2020 (onnodig) verwijten aan het adres van klager geuit en daarmee een oplossing niet dichterbij gebracht en zo onvoldoende professionele distantie getoond. 
5.15    Nog zwaarder rekent de raad verweerder de wijze waarop hij heeft gereageerd op de reviews van klager aan. Een advocaat die op zijn website de mogelijkheid biedt om reviews achter te laten moet er rekening mee houden dat reviews negatief kunnen zijn en soms grievende bewoordingen kunnen bevatten. Het staat de advocaat vrij om hierop te reageren, maar hij dient dit in zakelijk bewoordingen te doen. De discussie over een specifieke casus behoort bovendien niet thuis op een (openbare) website, maar dient te worden gevoerd in een gesprek of in correspondentie met de cliënt in kwestie. Verweerder heeft niet alleen verwijten aan het adres van klager geuit in zijn reacties op de reviews die klager op de website van zijn kantoor heeft achtergelaten, hij heeft ook rechtsmaatregelen in de vorm van een dagvaarding aangekondigd. Dit alles is naar het oordeel van de raad onbetamelijk.
5.16    Alles overwegend komt de raad tot het oordeel dat klager door verweerder, althans onder verantwoordelijkheid van verweerder, op een onzorgvuldige en onbetamelijk wijze is bejegend. Klachtonderdeel c is in zoverre gegrond. 
Klachtonderdeel d)
5.17    In artikel 11a van de Advocatenwet is bepaald dat een advocaat tot geheimhouding verplicht is. In gedragsregel 3 staat dat deze plicht tot geheimhouding ook betekent dat een advocaat dient te zwijgen over bijzonderheden van zijn cliënt en dat een advocaat passende maatregelen neemt ter handhaving van de vertrouwelijkheid en de communicatie met de cliënt. Door in zijn reacties op de reviews de naam van klager te noemen en door in die reviews bovendien in te gaan op het geschil met klager heeft verweerder deze vertrouwelijkheid geschonden. Dit is naar het oordeel van de raad onzorgvuldig en onbetamelijk. Klachtonderdeel d is mitsdien gegrond. 
Klachtonderdeel e) 
5.18    Dat klager niet is geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand is niet onbetamelijk of onzorgvuldig. Het ging immers om een zakelijk geschil en een aanzienlijke vordering, zodat gefinancierde rechtsbijstand niet aan de orde was. Klachtonderdeel e is in zoverre ongegrond. 
5.19    De raad is daarnaast van oordeel dat de kosten passen bij de aard van de zaak, bestaande uit het (op korte termijn) leggen van meer dan tien conservatoire beslagen in verband met een aanzienlijke vordering. Van een excessieve declaratie is daarom naar het oordeel van de raad geen sprake. Ook in zoverre is klachtonderdeel e ongegrond.
5.20    Dit alles neemt niet weg dat de raad begrijpt dat klager is geschrokken van de kosten die binnen enkele dagen opliepen tot meer dan € 10.000,-. Hieraan ligt naar het oordeel van de raad ontoereikende communicatie over de te verwachten kosten ten grondslag. Hiervoor bij klachtonderdeel a heeft de raad al uiteengezet dat de communicatie over het gehanteerde uurtarief ontoereikend was. Naar het oordeel van de raad is klager daarnaast bij aanvang van de werkzaamheden onvoldoende voorgelicht over de inhoud van de werkzaamheden, de geschatte kosten voor een verzoek tot het leggen van meer dan tien conservatoire beslagen en, na het verkrijgen van verlof, de kosten voor het leggen van dat beslag. Er is immers geen kostenprognose voor klager gemaakt in deze zaak, laat staan dat hij (bij het aanvaarden van de opdracht en/of tussentijds) is gewaarschuwd dat de kosten fors zouden kunnen oplopen. Verder blijkt uit het dossier en de stellingen van partijen niet dat er aandacht is besteed aan de waarschijnlijkheid dat de beslagen doel zouden treffen en aan een afweging van kosten en baten. Naar het oordeel van de raad is klachtonderdeel e in zoverre gegrond. 
Klachtonderdeel f)
5.21    Het staat vast dat de interne klachtregeling is opgenomen in artikel 10 van de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder. Klager heeft deze algemene voorwaarden bij aanvang van de opdracht ontvangen. Klager was dus bekend met de klachtregeling of had daarmee bekend kunnen zijn. Daar komt nog bij dat verweerder voortvarend heeft gereageerd op de klacht die klager op 13 juli 2020 heeft ingediend. Klachtonderdeel f is gelet op dit alles ongegrond. 

6    MAATREGEL
6.1    Verweerder is tekortgeschoten in de voorlichting van klager over de aard en de kans van slagen van de te verrichten werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten. Verweerder is daarnaast tekortgeschoten in de voorlichting van klager over de hoedanigheid van de medewerker die de werkzaamheden voor klager zou verrichten en over de (persoon van de) advocaat die gold als eindverantwoordelijke. Klager is verder onbetamelijk bejegend door of onder verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan schending van zijn plicht tot geheimhouding en vertrouwelijkheid. De verweten gedragingen raken aan de kernwaarden deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid.
6.2    In aanmerking genomen dat verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft acht de raad de maatregel van berisping passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 
7.3    Verweerder dient het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, te betalen aan klager. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven. 
7.4    Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart klachtonderdelen a en d gegrond;
-    verklaart klachtonderdelen b en f ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel c ongegrond zoals overwogen in 5.10 en voor het overige gegrond;
- verklaart klachtonderdeel e ongegrond zoals overwogen in 5.18 en 5.19 en voor het overige gegrond; 
-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 november 2021.