ECLI:NL:TADRSGR:2021:159 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-601/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:159
Datum uitspraak: 25-08-2021
Datum publicatie: 25-08-2021
Zaaknummer(s): 21-601/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 augustus 2021 (bij vervroeging) in de zaak 21-601/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam (hierna: de deken) van 1 juli 2021 met kenmerk R 2021/46 edg/gh, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager, bijgestaan door mr. S., heeft een procedure gevoerd bij – onder meer – het gerechtshof. De wederpartij van klager werd bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder, mr. W.

1.2    Op 11 augustus 2020 heeft het gerechtshof arrest gewezen. Klager is daarbij veroordeeld in de proceskosten.

1.3    Op 1 september 2020 heeft klager in een e-mail aan mr. W. gevraagd om uitstel van betaling van de proceskosten.

1.4    Op 12 oktober 2020 heeft verweerder het volgende geschreven aan de advocaat van klager:

“Zoals bij u bekend heeft mijn vroegere kantoorgenoot mr. (…) W(…) per 1 januari jongstleden zijn praktijk als advocaat neergelegd. In verband daarmee zal ik de verdere afwikkeling van dit dossier op mij nemen.

Inmiddels ontving mr. W(…) van uw cliënt een bericht dat hij tegen hem een klacht heeft ingediend bij de deken en met een beroep op dat feit wil hij thans uitstel van betaling van bedoelde proceskosten.

Over dat laatste kan ik kort zijn: die twee zaken hebben niets met elkaar te maken en een zodanig uitstel wordt ook niet verleend. Nu uw cliënt niet binnen de gestelde termijn het verschuldigde bedrag heeft betaald zullen executiemaatregelen volgen. Het lijkt voor de hand te liggen dan executoriaal beslag te leggen op zijn boot met zonodig executoriale verkoop van die boot. Dit alles heeft uiteraard niet de voorkeur van mijn cliënte, maar uw cliënt lijkt vooralsnog daartoe te dwingen.

Ten slotte verneem ik voor de goede orde graag of de deurwaarder aan uw kantoor mag betekenen. (…)”

1.5    Klager heeft de proceskosten nadien voldaan.

1.6    Op 18 januari 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Klager heeft een klacht ingediend tegen mr. W. Verweerder heeft onbetamelijk gehandeld door klager “hierover aan te vallen en op een gluiperige manier een ‘hak te zetten’ vanuit een ander arrondissement”.

b)    Klager heeft op een normale manier uitstel van betaling gevraagd. Daarop werd niet gereageerd. Klager ontving geen uitleg, herinnering of aanmaning. Wel ontving de advocaat van klager na zes weken “een onbebouwde kwaadaardige en volstrekt ongepaste dreig e-mail” van verweerder.

In zijn e-mail van 14 juni 2021, bevattende een reactie op de visie van de deken, heeft klager nog de volgende, aanvullende klacht tegen verweerder geformuleerd.

c)    Mr. W. heeft op ‘no cure, no pay’ basis gewerkt voor de wederpartij van klager. Dit is verboden. Na de klacht van klager heeft mr. W. alsnog een geantedateerde rekening gestuurd. Verweerder was “hier volledig van op de hoogte en stuurde de grievende e-mail om zo na te trappen”. Verweerder heeft zijn verantwoordelijkheid en zorgplicht tegenover klager niet nageleefd.

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

Klachtonderdeel a)

4.2    De uitlating van verweerder in zijn bericht van 12 oktober 2020 over de tegen zijn kantoorgenoot ingediende klacht is naar het oordeel van de voorzitter niet onbetamelijk. Klager heeft klachtonderdeel a onvoldoende feitelijk onderbouwd en het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder heeft op 12 oktober 2020 gereageerd op het verzoek van klager tot uitstel van betaling. De inhoud van de reactie is niet onbetamelijk. Dat verweerder het bericht heeft gestuurd naar de advocaat van klager is in lijn met de binnen de advocatuur geldende gedragsregels en evenmin onbetamelijk. Dat er tussen het bericht van klager en de reactie van verweerder zes weken zijn verstreken is naar het oordeel van de voorzitter ook niet onbetamelijk. De voorzitter heeft daarbij in aanmerking genomen dat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat in die periode van zes weken door of namens de cliënt van verweerder verdere incassomaatregelen zijn getroffen. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.4    Klager heeft dit klachtonderdeel niet feitelijk onderbouwd en het is daarom kennelijk ongegrond.

 Aanvullende klachten tegen mr. W.

4.5    Klager heeft in zijn e-mail van 14 juni 2021 ook (aanvullende) klachten geuit tegen mr. W. Klager heeft daarnaast zijn ongenoegen geuit over de gang van zaken tijdens en de uitkomst van de procedures tussen hem en de wederpartij. De aanvulling bevat geen verdere verwijten aan het adres van verweerder. Een en ander zal daarom niet nader worden besproken in deze beslissing.

Slotsom

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.