ECLI:NL:TADRSGR:2021:149 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-411/DH/DH 21-412/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:149
Datum uitspraak: 11-08-2021
Datum publicatie: 13-08-2021
Zaaknummer(s):
  • 21-411/DH/DH
  • 21-412/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over het misleiden van de rechtbank en misbruik maken van recht kennelijk ongegrond. Verweerders mochten afgaan op de informatie van hun cliënte. Niet vast te stellen is dat verweerder feiten hebben geponeerd die in strijd zouden zijn met de waarheid en/of dat zij informatie hebben achtergehouden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 augustus 2021 in de zaken 21-411/DH/DH en 21-412/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

gemachtigde

over:

[verweerder 1] (21-411/DH/DH)

en

[verweerder 2] (21-412/DH/DH)

verweerders

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken), beiden van 29 april 2021 met respectievelijk kenmerk K189 2020 ar/jh en K190 2020 ar/jh, door de raad ontvangen op 29 april 2021, en van de op de (gelijkluidende) inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    D B.V. is een bedrijf dat douchegoten, -bakken en -putten produceert. Verweerders treden op voor D B.V.

1.2    Op de website van B B.V. is vermeld dat klaagster die douchegoten, -bakken en -putten ook verkoopt.

1.3    Bij verzoek van 12 augustus 2020 is door verweerders, namens cliënt D B.V., gesteld dat door B B.V. en klaagster een octrooi-inbreuk wordt gemaakt en is verzocht tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder B B.V. en klaagster. Het verzoekschrift is onderdeel van het dossier.

1.4    Bij beschikking van 25 augustus 2020 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland is verlof verleend tot het leggen van het verzochte conservatoir bewijsbeslag.

1.5    Op 3 september 2020 is voornoemde beschikking aan klaagster betekend en is het bewijsbeslag door de deurwaarder gelegd.

1.6    Op 8 september 2020 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerders het volgende.

a)    Verweerders maken misbruik van recht en hebben de rechtbank misleid door het achterhouden of het verkeerd voorstellen van zaken teneinde een beschikking te krijgen voor het doorzoeken van de woning van de gemachtigde van klaagster en het bedrijf van  klaagster teneinde het onderhavige bewijsbeslag te laten leggen.

2.2    Klaagster stelt dat het verlof niet zou zijn verkregen als verweerders de voorzieningenrechter correct en volledig hadden geïnformeerd. Klaagster stelt dat de genoemde producten niet zijn vermeld op haar website. Klaagster heeft verder aangevoerd dat: (1) de douchegoten algemeen verkrijgbaar zijn en door diverse groothandels worden geleverd, (2) klaagster niet de beschikking kan hebben over de douchebakken omdat deze exclusief door een bedrijf voor D B.V. worden gemaakt en (3) de doucheputten, anders dan D B.V. stelt, niet ‘onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen’. Genoemde feiten zijn door verweerders ten onrechte niet in het verzoekschrift vermeld, aldus klaagster.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaten van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    De voorzitter overweegt dat door verweerders gemotiveerd is gesteld dat klaagster en B B.V. al enige tijd proberen D B.V. buitenspel te zetten. Dit heeft voor D B.V. aanleiding gevormd verlof te verzoeken om de betreffende beslagmaatregelen jegens klaagster te mogen treffen. Verweerders zijn daarbij afgegaan op de feiten en informatie die zij van hun cliënte hebben verkregen. De voorzitter is van oordeel dat verweerders ook mochten afgaan op die informatie van hun cliënt. Op basis van de overgelegde stukken kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerders feiten hebben geponeerd die in strijd zouden zijn met de waarheid en/of dat door verweerders informatie is achtergehouden.

4.3    De voorzitter is verder van oordeel dat de afweging om over te gaan tot het treffen van beslagmaatregelen binnen de hiervoor genoemde ruimte mate van vrijheid van verweerders valt om de belangen van hun cliënte te behartigen op een wijze die hen goeddunkt. Dat verweerders de voorzieningenrechter cruciale informatie hebben onthouden, op het verkeerde been hebben gezet of hebben misleid, is de voorzitter uit de overgelegde stukken niet gebleken. Het is duidelijk dat klaagster het niet eens is met de door verweerders, namens hun cliënte, ingenomen standpunten. De door klaagster aangevoerde feiten en argumenten zijn echter civielrechtelijk van aard en dienen niet door de tuchtrechter, maar door de civiele rechter te worden gewogen. Het is niet de bedoeling dat die standpunten (nogmaals) worden bediscussieerd in een tuchtrechtelijke procedure. Daarvoor zou slechts ruimte zijn indien de standpunten die zijn verwoord (op voorhand) als onpleitbaar (want: evident onjuist) zouden moeten worden gekwalificeerd. Daarvan is de voorzitter niet gebleken.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2021.