ECLI:NL:TADRSGR:2021:130 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-230/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2021:130
Datum uitspraak: 05-07-2021
Datum publicatie: 14-07-2021
Zaaknummer(s): 21-230/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Geen sprake van het overdragen van klagers dossier aan onervaren advocaat. Verweerster was niet gehouden om klagers dossier zelf weer in behandeling te nemen nadat klagers advocaat zich had teruggetrokken. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Verzoek schadevergoeding afgewezen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 5 juli 2021 in de zaak 21-230/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 30 november 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 4 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk A 2020/292 edl van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 mei 2021. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 24. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mail van 3 mei 2021 ingediende aanvullende stukken en van de door klager ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitnota.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager was als taxichauffeur aangesloten bij een taxicentrale. In het kader van een geschil tussen klager en de taxicentrale heeft de kantonrechter te Rotterdam klager bij vonnis van 5 april 2019 in het ongelijk gesteld.

2.3    Voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter heeft klager zich via vakbond FNV in mei 2019 tot het advocatenkantoor van verweerster gewend. Op 14 mei 2019 heeft verweerster een intakegesprek met klager gevoerd, waarna klager met verweerster voor de behandeling van klagers dossier een vaste prijsafspraak heeft gemaakt, te weten een vast bedrag van € 2.520,- exclusief btw, kantoorkosten en griffierechtkosten. De vaste prijsafspraak is vastgelegd in een opdrachtbevestiging van      17 mei 2019.

2.4    Op 20 mei 2019 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerster. Daarbij was ook mr. S. aanwezig, die als advocaat-stagiaire in dienst was van verweerster. Tijdens dat gesprek heeft klager ermee ingestemd dat mr. S. zijn zaak zou gaan behandelen. Op 28 mei 2021 heeft klager een nieuwe opdrachtbevestiging van mr. S. ontvangen waarin ook de vaste prijsafspraak is vermeld.

2.5    Op 31 mei 2019 heeft mr. S. per e-mail afspraken bevestigd die zij telefonisch met klager had besproken. In deze e-mail heeft mr. S. onder meer vermeld dat zij met klager heeft besproken dat de urenberaming te beperkt is, dat klager heeft aangegeven niet over voldoende middelen te beschikken om een ruimere prijsafspraak te maken en dat is afgesproken dat haar eventuele meeruren gedeclareerd worden binnen de ruimte die eventueel door FNV of klagers vorige advocaat worden vrijgemaakt. Ook heeft mr. S. in deze e-mail bevestigd dat zij voor haar advies maximaal de helft van de afgesproken ‘fixed fee’ bij klager in rekening brengt.

2.6    Op 25 juni 2019 heeft mr. S. haar bevindingen en advies naar klager gemaild. Vervolgens heeft mr. S. op klagers verzoek hoger beroep ingesteld. Op 3 september 2019 heeft mr. S. een memorie van grieven tevens houdende akte wijziging/vermeerdering van eis ingediend zonder producties.

2.7    In de maanden oktober en november 2019 hebben klager en mr. S. via e-mail gecommuniceerd over de nog in te dienen producties.

2.8    Op 8 oktober 2019 heeft klager mr. S. voorgesteld de vaste prijsafspraak aan te vullen. Mr. S. heeft toegezegd klagers aanbod door te geven aan verweerster.

2.9    Op 25 november 2019 heeft klager in een aantal e-mails, waaronder een e-mail aan verweerster, zijn zorgen geuit over de voortgang van zijn rechtszaak. Dezelfde dag heeft mr. S. zich teruggetrokken als klagers advocaat en heeft zij klagers aanbod van een aanvullende vergoeding afgewezen.

2.10    Op 27 november 2019 heeft verweerster klager gemaild dat zij van mening is dat mr. S. op juiste gronden heeft besloten de samenwerking met klager te beëindigen vanwege een gebrek aan vertrouwen. Verder heeft verweerster klager in haar e-mail geadviseerd met spoed een andere advocaat te zoeken die klagers zaak kan overnemen, maar dat de akte met producties nog voor klager zal worden ingediend.

2.11    Uiteindelijk zijn de producties door de opvolgend advocaat van klager ingediend.

2.12    Klager heeft over het advocatenkantoor van verweerster een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de geschillencommissie). Deze klacht ging over de vaste prijsafspraak en de kwaliteit van de dienstverlening. Bij arbitraal vonnis van      24 november 2020 heeft de geschillencommissie klagers klacht ongegrond verklaard.

2.13    Verweerster heeft klager aangeboden het door klager betaalde bedrag van de vaste prijsafspraak terug te betalen als klager zijn klachten bij de geschillencommissie en de deken zou intrekken. Klager is daar niet op ingegaan.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

a)    verweerster heeft klagers zaak aangenomen met de mededeling dat hoger beroep mogelijk was en een vaste prijsafspraak met klager gemaakt. Vervolgens heeft verweerster klagers zaak overgedragen aan een onervaren advocaat, mr. S., terwijl verweerster had aangegeven dat mr. S. een expert was in hoger beroepzaken;

b)    verweerster heeft geweigerd de behandeling van het dossier weer op zich te nemen toen klager bleek dat mr. S. het dossier niet goed behandelde en afspraken niet nakwam, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat klager een andere advocaat heeft ingeschakeld met alle kosten van dien;

c)    verweerster heeft op de zitting bij de geschillencommissie de waarheid achtergehouden, de feiten verdraaid en een ‘klik’ gevormd met klagers vorige advocaat mr. Den B.

3.2    De raad zal hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling ingaan op de stellingen en stukken van klager.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband heeft verweerster onder meer benadrukt dat de vaste prijsafspraak geen invloed heeft gehad op de wijze waarop mr. S. klagers dossier in behandeling heeft genomen. Verder heeft verweerster betwist dat zij tegen klager heeft gezegd dat mr. S. een expert in hoger beroepzaken is en dat mr. S. geen kwaliteit zou hebben geleverd. 

4.2    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Toetsingskader

5.1    De klacht gaat in alle onderdelen over de dienstverlening door klagers eigen advocaat. Op grond van het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet toetst de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang. De tuchtrechter houdt daarbij rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop zij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor zij bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Die vrijheid en die keuzes zijn niet onbegrensd, maar worden beperkt door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht mogen worden gesteld. Die eisen brengen met zich dat het werk van de advocaat dient te voldoen aan hetgeen binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt dat de advocaat handelt met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a)

5.2    Klager verwijt verweerster dat, nadat zij zijn zaak had aangenomen en een vaste prijsafspraak met hem had gemaakt, de zaak heeft overgedragen aan een onervaren advocaat, mr. S. Volgens klager had verweerster hem gezegd dat mr. S. een expert was in hoger beroepzaken.

5.3    De raad is op grond van de dossierstukken en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster heeft toegelicht dat mr. S. geen onervaren advocaat is, maar ervaring heeft met arbeidszaken en bij een vakbond had gewerkt voordat zij bij haar in dienst kwam als advocaat-stagiaire. Verder heeft verweerster toegelicht dat het juist vanwege de arbeidsrechtelijke ervaring van mr. S. een bewuste keuze was om klagers zaak aan haar over te dragen en dat klager daar ook mee heeft ingestemd. In dat verband heeft verweerster gewezen op de nieuwe  opdrachtbevestiging die mr. S. naar klager heeft verstuurd (zie 2.4). Tot slot heeft verweerster desgevraagd verklaard dat zij als patroon met mr. S. heeft gesproken over de samenwerking met klager en over de procesgang en dat mr. S. de kwaliteit heeft geleverd die zij hoorde te leveren. Op grond van deze toelichting, die verder niet door klager is weersproken, concludeert de raad dat van het overdragen van klagers zaak aan een onervaren advocaat geen sprake was. Daarbij betrekt de raad ook dat uit de stukken blijkt dat mr. S. een weloverwogen adviesbrief naar klager heeft verstuurd en een uitvoerige memorie van grieven voor klager heeft opgesteld en ingediend. Dat verweerster tegen klager heeft gezegd dat mr. S. een expert is in hoger beroepzaken, kan niet worden vastgesteld. Verweerster ontkent dit te hebben gezegd. Klager heeft zijn stelling niet verder feitelijk onderbouwd. Een en ander betekent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is, zodat klachtonderdeel a) ongegrond is.

Klachtonderdeel b)

5.4    Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd de behandeling van het dossier weer op zich te nemen toen bleek dat mr. S. het dossier niet goed behandelde en afspraken niet nakwam, hetgeen er uiteindelijk toe heeft geleid dat klager een andere advocaat heeft ingeschakeld met alle kosten van dien.

5.5    De raad is op grond van de stukken en de op zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerster was niet gehouden om klagers dossier zelf weer in behandeling te nemen nadat mr. S. zich als klagers advocaat had teruggetrokken. In dat kader heeft verweerster ter zitting toegelicht dat de samenwerking tussen mr. S. en klager al langer niet goed verliep en dat mr. S. zich daarom ook op enig moment heeft teruggetrokken als klagers advocaat. Daarbij is het de raad niet gebleken dat de door verweerster met klager gemaakte vaste prijsafspraak hier de oorzaak van is, zoals klager heeft gesteld. Uit de e-mail van mr. S. van 31 mei 2019 (zie 2.5) blijkt immers dat mr. S. de urenberaming met klager heeft besproken en dat zij klager, vanwege de volgens haar te beperkte urenberaming, eerst zou adviseren over het instellen van hoger beroep waar zij maximaal de helft van de afgesproken ‘fixed fee’ bij klager voor in rekening zou brengen. Uit de verdere overgelegde e-mails blijkt niet dat de vaste prijsafspraak daarna een obstakel is geweest voor het indienen van de memorie van grieven. Omdat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster geen sprake is, is klachtonderdeel b) eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.6    Klager verwijt verweerster dat zij tijdens de zitting bij de geschillencommissie de waarheid heeft achtergehouden, de feiten heeft verdraaid en een ‘klik’ heeft gevormd met klagers vorige advocaat mr. Den B.

5.7    Het is de raad op grond van de uitspraak van de geschillencommissie niet gebleken dat verweerster tijdens de zitting bij deze commissie tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft dit ook betwist en in de overige dossierstukken zijn geen aanknopingspunten voor het standpunt van klager te vinden. Klachtonderdeel c) is bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing dan ook ongegrond.

Conclusie

5.8    De raad zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

5.9    Ter zitting heeft klager de raad gevraagd om verweerster aansprakelijk te stellen voor de door hem geleden financiële schade, bestaande uit onder meer de kosten van zijn opvolgend advocaat. De raad begrijpt dit verzoek aldus dat klager een schadevergoeding wenst. Omdat de raad de klacht in alle onderdelen ongegrond zal verklaren en geen tuchtrechtelijke maatregel aan verweerster zal opleggen, komt de raad niet toe aan de beoordeling van klagers verzoek.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2021.