ECLI:NL:TADRSGR:2020:78 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-390/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:78
Datum uitspraak: 06-04-2020
Datum publicatie: 14-04-2020
Zaaknummer(s): 19-390/DH/RO
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 april 2020 in de zaak 19-390/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 november 2019 op de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 6 december 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster, welke klacht door hem op 30 april 2019 is uitgebreid.

1.2    Op 14 juni 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2019/38 cij/mb van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 13 november 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 november 2019 verzonden aan partijen.

1.4    Op 12 december 2019 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 12 december 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 9 maart 2020. Daarbij was verweerster aanwezig. Klager was met voorafgaand bericht niet aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad acht geslagen op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.

2    VERZET

2.1    Blijkens het verzetschrift d.d. 12 december 2019 richt het verzet zich tegen de beslissing van de voorzitter van 13 november 2019 met betrekking tot de klachtonderdelen a, b, d, e, g, h, i, m en n. Op de klachtonderdelen c, f, j, k en l wordt in het verzetschrift niet ingegaan.

2.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter ten aanzien van de hiervoor genoemde klachtonderdelen en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad waardeert dat verweerster ter zitting te kennen heeft gegeven begrip te hebben voor de positie van klager, maar dat nu eenmaal inherent is aan haar rol als bijzondere curator dat één van partijen wordt teleurgesteld. Zij heeft daarmee naar het oordeel van de raad blijk gegeven zich zeer  goed te realiseren wat de positie van klager en die van haarzelf is. De door klager aan verweerster gemaakte verwijten zijn door verweerster ter zitting uitvoerig en gemotiveerd weersproken. Op deze gemotiveerde betwisting is door klager niet gereageerd, nu hij heeft besloten niet ter zitting aanwezig te zijn. Dat is een omstandigheid die voor zijn risico komt. Mede gelet op hetgeen door verweerster ter zitting naar voren is gebracht, is de raad van oordeel dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2020.