ECLI:NL:TADRSGR:2020:47 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-827/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2020:47 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-02-2020 |
Datum publicatie: | 19-02-2020 |
Zaaknummer(s): | 19-827/DH/DH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een advocaat over de gang van zaken rondom de overname van een dossier en het handelen van de opvolgende advocaat kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 12 februari 2020 in de zaak 19-827/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 6 december 2019 met kenmerk K090 2019 ar/ab, door de raad ontvangen op 9 december 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster heeft in de periode van 11 februari 2019 tot 15 maart 2019 mevrouw B bijgestaan in een huurkwestie. Klaagster heeft namens mevrouw B op 19 februari 2019 een toevoegingsaanvraag bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediend. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij besluit van 4 maart 2019 de toevoegingsaanvraag van mevrouw B toegewezen.
1.2 Per email van 25 maart 2019 heeft verweerster zich tot klaagster gewend in verband met de overname van de zaak van mevrouw B. Zij verzocht het dossier aan haar over te dragen. Verweerster heeft per email van 29 maart 2019 een herinnering van haar overnameverzoek aan klaagster toegezonden. Op 25 en 29 maart 2019 heeft telefonisch overleg tussen klaagster en verweerster over de overname van de zaak plaatsgevonden.
1.3 Op 28 maart 2019 heeft mevrouw B een klacht tegen klaagster ingediend.
1.4 Klaagster heeft op 1 april 2019 de toevoeging en haar urenspecificatie aan verweerster toegezonden. Klaagster berichtte verweerster dat zij de toevoeging kon muteren en dat haar twee opvolgingspunten zouden toekomen. Verweerster heeft per email van 9 april 2019 aan klaagster verzocht ook de stukken aan haar over te dragen.
1.5 Bij brief van 10 april 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te stellen dat klaagster weigerde om het dossier en de toevoeging aan haar over te dragen en zowel de Raad voor Rechtsbijstand als haar cliënte onjuist heeft geïnformeerd over de handelwijze van klaagster, waardoor zij klaagster bij de Raad voor Rechtsbijstand en haar cliënte ten onrechte in een kwaad daglicht heeft gesteld.
3 VERWEER
3.1 Verweerster betwist klaagster tegenover de Raad voor Rechtsbijstand en haar cliënte in een kwaad daglicht te hebben gesteld. Verweerster heeft klaagster nergens van beschuldigd. Zij heeft enkel en alleen een overnameverzoek van de toevoeging en het dossier verzocht. Verweerster betwist de situatie tussen klaagster en mevrouw B te hebben doen escaleren. Verweerster heeft niet in de hand of een cliënt een klacht tegen de voorgaande advocaat indient. Verweerster had hierbij geen betrokkenheid.
3.2 De urenspecificatie van klaagster wekte bij verweerster de indruk dat er een dossier beschikbaar was. Daarom heeft zij om overdracht van het dossier verzocht. Verweerster heeft pas via de klacht vernomen dat er geen dossier was.
4 BEOORDELING
4.1 Over de inhoud van de op 25 en 29 maart 2019 tussen klaagster en verweerster gevoerde telefoongesprekken verschillen klaagster en verweerster van mening, zodat de voorzitter niet kan vaststellen wat al dan niet telefonisch is besproken.
4.2 De voorzitter stelt op grond van de aan de raad overgelegde stukken vast dat verweerster per email van 25 maart 2019, herhaald per email van 29 maart 2019, zich tot klaagster heeft gewend met het verzoek om de toevoeging en het dossier in de zaak van mevrouw B aan verweerster over te dragen. Verweerster heeft, toen de toezending van de toevoeging achterwege bleef, zich inzake de overname van de toevoeging tot de Raad voor Rechtsbijstand gewend, waarna zij de gang van zaken aan haar cliënte heeft bericht. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster de Raad voor Rechtsbijstand en/of haar cliënte onjuist heeft geïnformeerd over de handelwijze van klaagster dan wel dat zij klaagster in een kwaad daglicht heeft gesteld. Gelet daarop kan aan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 12 februari 2020.