ECLI:NL:TADRSGR:2020:198 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-203/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:198
Datum uitspraak: 07-12-2020
Datum publicatie: 23-12-2020
Zaaknummer(s): 20-203/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 december 2020 in de zaak 20-203/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 juli 2019 op de klacht van:

klager

gemachtigde

over:

deken

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 1, 2 en 3 juli 2019 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over de deken.

1.2    Bij beslissing d.d. 29 juli 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline voor het onderzoek van de klacht de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag aangewezen.

1.3    Op 5 maart 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K162 2019 ar/ab van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ontvangen.

1.4    Bij beslissing van 13 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.5    Op 11 juni 2020 heeft de gemachtigde van klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 juni 2020 ontvangen.

1.6    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 november 2020. Daarbij waren klager en zijn gemachtigde aanwezig. Verweerder was met voorafgaand bericht niet aanwezig.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter verkeerde maatstaven heeft toegepast en de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste en onvolledige feiten.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving als zodanig, komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling wel degelijk de juiste maatstaf  toegepast en heeft daarbij ook rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Wat de reden voor de afzegging van het bemiddelingsgesprek door de deken was, kan de raad op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet vaststellen. Dat kan ook in het midden blijven aangezien de deken niet verplicht is een bemiddelingsgesprek te voeren. De communicatie over de reden van het afzeggen van het gesprek had wellicht beter gekund, maar klachtwaardig is het niet. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. R. de Haan en J.G. Colombijn-Broersma, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2020.