ECLI:NL:TADRSGR:2020:182 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-693/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:182
Datum uitspraak: 18-11-2020
Datum publicatie: 11-12-2020
Zaaknummer(s): 20-693/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Aan verweerster kan niet het verwijt worden gemaakt dat zij klager meer had moeten informeren dan zij heeft gedaan.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 november 2020 in de zaak 20-693/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 11 september 2020 met kenmerk K258 2019 ar/ab, door de raad ontvangen op 14 september 2020, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager en zijn ex-partner zijn in 2009 gescheiden en vervolgens verwikkeld (geweest) in diverse geschillen rondom de (achterstand van de) alimentatie. De ex-partner is daarin bijgestaan door verweerster.

1.2    Op 14 september 2017 is aan de ex-partner verlof verleend om beschikkingen ten uitvoer te leggen door middel van lijfsdwang en gijzeling. In november 2017 is klager vervolgens gegijzeld. Na betaling van € 15.000,- is de gijzeling opgeschort onder een aantal voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat klager maandelijks – naast het bedrag aan partneralimentatie – € 1.000,- aflost op de alimentatieachterstand.

1.3    Op 8 oktober 2018 heeft verweerster in een brief aan de advocaat van klager geschreven dat de achterstand, na verrekening van overbedeling op grond van de uitspraak van de rechtbank van 26 september 2018, op dat moment € 29.079,33 bedroeg.

1.4    Op 24 oktober 2019 heeft klager in een e-mail aan zijn ex-partner geschreven:

“Ik heb het een en ander uitgerekend en kan dit allemaal onderbouwen met bewijzen. Je krijgt van mij in de maand november nog € 376,99 partneralimentatie, dan heb ik de vermeende achterstand op de partneralimentatie terugbetaald. Dan zijn er nog proceskosten, dat is een bedrag van € 12.121,67. Ik ben bereid je per 01.12.2019 € 10.000 te betalen in 1 keer tegen finale kwijting.”

1.5    Verweerster heeft in haar brief van 29 oktober 2019 aan klager het volgende geschreven:

“Cliënte heeft u op 27 oktober jl. geantwoord dat uw berekening niet klopt en dat zij daarom niet akkoord is. (…)

In mijn brief van 8 oktober 2018 aan uw voormalig advocaat [naam] heb ik opgemerkt dat de achterstand € 29.079,33 is. U hebt tot en met oktober 2019 vervolgens twaalf keer een bedrag van € 1.000,- betaald om die achterstand in te lopen en dan resteert er nog een bedrag van € 17.079,33. (…)

Ik verzoek u cliënte hier niet verder lastig mee te vallen en ga ervan uit dat u voorlopig doorgaat met de betaling van de € 1.000,- per maand, bij gebreke waarvan gijzeling weer in zicht komt.”

1.6    Klager heeft op 29 oktober 2019 in een e-mail aan verweerster het volgende geschreven:

“Om inderdaad vast te stellen of mijn berekening klopt zou ik graag van u de volgende bevestigingen ontvangen. (…) Bijgaand treft u een Excel sheet aan met de opgave van deurwaarder [naam] , waarop hij de achterstand aangeeft per 12.07.2017.

1.    Kunt u mij bevestigen dat de posten achterstallige partneralimentatie in de bijgaande Excelsheet in kolom C kloppen met de e-mail van 12-07-2019 van deurwaarder [naam].

2.    Kunt u ook bevestigen dat alle partneralimentatie betalingen “waarop in mindering is voldaan” € 69.745,67 de partneralimentatiebetalingen zijn verwerkt tot en met 12-07-2017 en mij een specificatie sturen van de betalingen welke in dit bedrag zijn opgenomen?

3.    Kunt u mij ook bevestigen dat de proces en andere kosten juist zijn weergegeven in kolom G van het Excelsheet?

4.    Kunt u  mij tevens bevestigen dat in het “proces verbaal gijzeling tevens houdende akte van insluiting op 9 november 2017”, de achterstand in partneralimentatie € 58.524,14 bedroeg en dat alleen hiervoor de lijfsdwang geldt en dat hier in zijn verwerkt alle partneralimentatie betalingen tot en met 12-07-2017. (…)

U zult begrijpen dat ik enorm geschrokken ben van het feit dat u mij weer dreigt met gijzeling.”

1.7    Verweerster heeft in haar brief van 13 november 2019 als volgt gereageerd:

“Ik begrijp niet waarom u keer op keer mij blijft lastig vallen met verzoeken om specificatie van de achterstand, terwijl enerzijds die specificaties al meermalen zijn gegeven en anderzijds u op enig moment het bedrag van de achterstand ook heeft erkend.”

1.8    Op 29 december 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.9    Verweerster heeft in haar brief van 31 januari 2020 aan de deken – in reactie op klagers klacht – geschreven dat de achterstand op dat moment nog € 14.079,33 bedroeg.

1.10    Klager heeft bij zijn repliek van 11 februari 202 (nogmaals) zijn berekening van de achterstand van de partneralimentatie gevoegd.

1.11    Verweerster heeft hierop bij brief van 4 maart 2020 gereageerd en gespecificeerd welke bedragen klager in zijn berekening is vergeten. Verweerster schrijft dat de achterstand inmiddels € 12.079,33 bedraagt.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

Verweerster heeft geweigerd te reageren op klagers verzoek van 29 oktober 2019 tot het verstrekken van informatie betreffende de achterstand in de betalingen van klager aan verweersters cliënte ter zake alimentatie en andere kosten. Verweerster heeft klagers vragen daarover niet beantwoord.

2.2    Klager heeft een berekening van de achterstand in alimentatie gemaakt. Het door hem berekende bedrag wijkt af van wat de achterstand volgens verweerster bedraagt. Verweerster dient aan te geven waar klager fout zit. Hier heeft klager meerdere malen om gevraagd, maar verweerster heeft hierop geen antwoord gegeven.

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt dat klager haar in de zomer van 2019 om informatie heeft gevraagd, omdat zijn computer gecrasht was. Daarop heeft zij bij brief van 9 augustus 2019 uitgebreid geantwoord. Ook bij brief van 13 november 2019 heeft verweerster geantwoord op de vragen van klager. Verweerster meent dat niet van haar – als advocaat van de wederpartij – eindeloos gevraagd kan worden om vragenlijsten van klager te beantwoorden.

3.2    Voor het overige komt het verweer – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. 

4.2    De klacht heeft betrekking op een verschil van inzicht over de hoogte van de door klager aan de cliënte van verweerster verschuldigde bedragen aan alimentatie en andere kosten. Verweerster heeft in haar brief van 29 oktober 2019 laten weten welk bedrag klager nog diende te betalen. Klager heeft vervolgens diezelfde dag aan de hand van een Excel sheet gedetailleerde vragen aan verweerster gesteld. Verweerster heeft bij brief van 13 november 2019 geweigerd (nogmaals) in te gaan op de berekening van het bedrag. In de klachtprocedure bij de deken heeft verweerster toegelicht welke bedragen klager nog diende te voldoen.

4.3    Het staat klager vrij het niet eens te zijn met de visie van verweerster, maar als advocaat van de wederpartij is het niet de taak van verweerster om daarover met klager in discussie te gaan. Zij behartigt niet klagers belangen, maar uitsluitend de belangen van haar cliënte. Indien klager van mening is dat het standpunt van verweerster onjuist is, dan dient hij – al dan niet met behulp van een advocaat of andere adviseur – de onjuistheid daarvan aan te tonen. Aan verweerster kan niet het verwijt worden gemaakt dat zij klager meer had moeten informeren dan zij heeft gedaan. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020.