ECLI:NL:TADRSGR:2020:149 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-130/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:149
Datum uitspraak: 21-09-2020
Datum publicatie: 06-10-2020
Zaaknummer(s): 20-130/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 september 2020 in de zaak 20-130/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 27 mei 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 21 augustus 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 7 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K176 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 27 mei 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 27 mei 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 10 juni 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 11 juni 2020 ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de videozitting van de raad van 20 juli 2020. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 1 en 8 juli 2020 nagezonden stukken.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klachtonderdelen 1 en 2 naar het oordeel van de raad terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Ook ten aanzien van klachtonderdeel 3 onderschrijft de raad het oordeel van de voorzitter. Voor het antwoord op de vraag of klager bevoegd was namens S. Van Seventer Holding B.V. te klagen, is bepalend het moment waarop de klacht is ingediend. De bevoegdheid van klager om op dat moment namens de rechtspersoon te klagen over het optreden van verweerder is door verweerder niet erkend en door klager niet toegelicht. De deken heeft klager bijna vijf maanden na de klacht het volgende geschreven:

“Uit de stukken in het dossier is het mij niet geheel duidelijk geworden in hoeverre het tevens uw bedoeling is geweest om te klagen over het feit of [verweerder] zonder toestemming zou hebben opgetreden voor S. van Seventer Holding B.V.. Ik verzoek u in dat geval vriendelijk mij een uittreksel van de Kamer van Koophandel van S. van Seventer Holding B.V. toe te sturen waaruit blijkt dat u de holding mag vertegenwoordigen.”    

4.3    Klager heeft echter niet voldaan aan dit verzoek en geen uittreksel uit het handelsregister overgelegd, ook nog niet toen de voorzitter op 27 mei 2019 zijn beslissing heeft genomen, ook niet bij de gelegenheid van het indienen van verzet (op 10 juni 2020) en ook niet bij de gelegenheid van de behandeling van het verzet op 20 juli 2020.

4.4    Ook voor wat betreft het buiten beschouwing laten door de voorzitter van de uitbreiding van de klacht na afronding van het dekenonderzoek onderschrijft de raad het oordeel van de voorzitter.

4.5    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. T. Hordijk en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020.