ECLI:NL:TADRSGR:2020:128 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-127/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:128
Datum uitspraak: 10-08-2020
Datum publicatie: 20-08-2020
Zaaknummer(s): 20-127/DH/DH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerster onvoldoende voor klaagster heeft gedaan ongegrond. De raad is van oordeel dat het primair de verantwoordelijkheid is van de cliënt om een volledig en zo overzichtelijk mogelijk dossier aan te leveren. Daarbij is het aan de advocaat om sturing en hulp te geven. Het zal voor de cliënt immers niet altijd duidelijk zijn welke stukken relevant zijn en bij het ontbreken van stukken bij de cliënt is het ook aan de advocaat om zich in te spannen om deze stukken te verkrijgen. De advocaat mag echter blijven uitgaan van zelfredzaamheid van de cliënt. De inspanningen van de advocaat moeten redelijk zijn, maar hoeven niet zonder meer uitputtend te zijn. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 augustus 2020 in de zaak 20-127/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

(…)

klaagster

over:

mr. (…)

advocaat te (…)

verweerster

patroon: mr. (…)

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 15 en 22 oktober 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 4 februari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K206 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de videozitting van 8 juni 2020 van de raad. Daarbij waren klaagster, bijgestaan door een vriend die voor haar vertaalde, en verweerster, bijgestaan door haar patroon, aanwezig.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klaagster is sinds 2015 verwikkeld (geweest) in een geschil met een kinderopvangorganisatie.

2.3    Klaagster is door het Juridisch Loket verwezen naar verweerster, nadat zij eerder was bijgestaan door een andere advocaat.

2.4    In april 2019 heeft klaagster zich tot verweerster gewend.

2.5    Verweerster heeft voor haar bijstand aan klaagster een toevoeging aangevraagd. Klaagster heeft de eigen bijdrage voldaan.

2.6    Op 16 juli 2019 heeft klaagster per e-mail aan verweerster laten weten dat zij van een deurwaarder een incassobrief heeft ontvangen in verband met een vordering van de kinderopvangorganisatie. Uit de e-mail blijkt dat het klaagster niet duidelijk is waar de vordering op ziet.

2.7    Verweerster heeft op 17 juli 2019 als volgt gereageerd:

“(…) De brief waar u het over heeft, is niet bijgesloten bij uw e-mail. Dientengevolge kan ik die brief niet bestuderen. Daarnaast wil ik graag weten of deze brief betrekking heeft op uw vermeende vordering op [kinderopvangorganisatie] over het jaar 2015 of dat dit gaat om het jaar 2018. Zoals u weet sta ik u alleen bij met betrekking tot uw vermeende vordering op [kinderopvangorganisatie] over het jaar 2015.

Verder heb ik van u niet meer mogen vernemen na mijn eerdere e-mails aan u. Zoals u heeft kunnen lezen stelt [kinderopvangorganisatie] dat zij u meerdere malen de bescheiden heeft toegestuurd. Op dit moment is het voor mij totaal niet duidelijk waarop u uw vermeende vordering baseert. Het is aan u om de zaak voor mij zo inzichtelijk mogelijk te maken, door mij over alle maanden van het jaar 2015 bankafschriften toe te sturen waaruit uw betalingen aan [kinderopvangorganisatie] blijken, mij alle facturen van [kinderopvangorganisatie] aan u over het jaar 2015 toe te sturen (zo ontbreekt in mijn overzicht nu onder andere een factuur over de maand maart 2015) en mij daarnaast het contract dat u in 2015 met [kinderopvangorganisatie] had toe te sturen (ook eventuele wijziging van dit contract in het jaar 2015).

Indien ik genoemde stukken van u niet ontvang, kan ik uw zaak niet (verder) behandelen. (…)”

2.8    Op 18 juli 2019 heeft verweerster het volgende geschreven aan klaagster:

“(…) Zoals ik u zojuist telefonisch heb uitgelegd, sta ik u alleen bij met betrekking tot uw geschil met [kinderopvangorganisatie] over het door u aan hen teveel betaalde bedrag aan opvangkosten over het jaar 2015.

Bijgaand treft u nogmaals aan de reactie van de Gemeente en [kinderopvangorganisatie], zodat u dit nogmaals na kunt lezen.

Nogmaals verzoek ik u de volgende stukken aan mij toe te sturen:

-    bankafschriften van alle betalingen aan [kinderopvangorganisatie] over het jaar 2015;

-    alle facturen van [kinderopvangorganisatie] aan u over het jaar 2015;

-    mij daarnaast het contract dat u in 2015 met [kinderopvangorganisatie] had toe te sturen (ook eventuele wijziging van dit contract in het jaar 2015). (…)”

2.9    Klaagster heeft bij e-mail van 22 juli 2019 als volgt gereageerd:

“(…) lk was op jullie kantoor maar niemand was daar daarom stuur ik hier alles dat ik denk nodig zijn volgens je volg email.

lnclusieve is een brief van sociaal rads vrouw naar [kinderopvangorganisatie] dat was nooit beantwoordt tot nu toe, mij mandlijk betalingen naar [kinderopvangorganisatie], plaatsingoverenkomst van [kinderopvangorganisatie] 2015 plus summary of zijn facturen voor dat jaar, gemeentelijk betalingen aan [kinderopvangorganisatie], jaar opgave 2015 en summary van de heel verhaal en berekening die MIMI helpt mij 

Als er andere documenten nodig laat mij weten 

Van alles, ik wilde zaak naar de raad snel mogelijk want het is nu bijna 5 jaar oud en ik denk  [kinderopvangorganisatie] zijn klaar niet om te betalen maar alleen zijn speeltjes. (…)”

2.10    Op 13 augustus 2019 heeft verweerster het volgende aan klaagster geschreven:

“(…) Alle facturen van [kinderopvangorganisatie] aan u over het jaar 2015 heb ik tot op heden nog steeds niet van u ontvangen. Met de stukken die u mij tot nu toe heeft doorgestuurd kan ik niet aantonen dat [kinderopvangorganisatie] teveel opvanguren bij u in rekening heeft gebracht dan het aantal opvanguren dat u kinderopvang heeft genoten. Graag wil ik hierover in overleg treden met (…) maatschappelijk werk. Zij hebben destijds immers voor u een brief aan [kinderopvangorganisatie] gestuurd. Daarvoor heb ik echter wel uw uitdrukkelijke schriftelijke toestemming nodig. Verleent u mij en (…) maatschappelijk werk toestemming om uw zaak/dossier te bespreken? Verleent u daarnaast (…) maatschappelijk werk toestemming om mij inzage te verschaffen in uw dossier aldaar? (…)”

2.11    Op 15 augustus 2019 heeft klaagster een e-mail naar verweerster gestuurd met de volgende inhoud:

“(…) Ik heb vandag de factuur [kinderopvangorganisatie] 2015 op jullie kantoor gelaten. Over de toestemming die je vraagt, ik ben het eens met de idea (…)”

2.12    Verweerster heeft op 15 augustus 2019 het volgende aan klaagster geschreven:

“(…) De stukken die u heeft afgegeven op kantoor heb ik bestudeerd. Er ontbreekt echter nog steeds de factuur van maart 2015. Graag ontvang ik deze nog van u.

Als u over de e-mail mij toestemming verleent, dan is dat voldoende. (…)”

2.13    Op 22 augustus 2019 heeft verweerster het volgende aan klaagster geschreven:

“(…) Op 20 augustus 2019 heb ik telefonisch contact gehad met mevrouw L(…) van [maatschappelijk werk] in Z(…). Zij gaf aan dat [maatschappelijk werk] geen verdere reactie van [kinderopvangorganisatie] heeft ontvangen op haar brief van 11 september 2017. De reactie van [kinderopvangorganisatie] zou namelijk rechtstreeks naar u zijn toegezonden.

Daarnaast heb ik u meerdere keren gevraagd om mij alle facturen van [kinderopvangorganisatie] aan u over het jaar 2015 toe te sturen. Tot op heden heb ik nog steeds de factuur/facturen over maart 2015 niet van u ontvangen. Bovendien lees ik in het dossier dat er een plaatsingsovereenkomst-kind is met de datum 1 december 2016 en dat er een plaatsingsovereenkomst-kind is met de datum van 18 november 2015. Beide overeenkomsten wil ik van u ontvangen, daar de overeenkomsten die zich in mijn dossier bevinden onvolledig zijn. Indien er meer plaatsingsovereenkomsten zijn met betrekking tot het jaar 2015, wil ik deze ook van u ontvangen. Tot slot wil ik van u ook de overeenkomst-ouder over het jaar 2015 ontvangen.

Zonder deze stukken kan ik u niet adviseren. Indien ik niet binnen een week na heden deze stukken alsnog van u op ordelijke wijze heb ontvangen, zal ik overgaan tot sluiting van uw dossier. (…)”

2.14    Op 27 augustus 2019 heeft klaagster het volgende aan verweerster geschreven:

“(…) Ik kan niet de documenten die jij vraagt vinden en deze zijn de reden.

*De zak dat je behandel is over de manden juli tot met December, dus ik denk jij heb genoeg informatie. Ik kan geen nieuw documenten vinden. Als [kinderopvangorganisatie] denk de zak is niet waar, ze moet bewijzen wat er mis.

* Het is bijna 5jaar geleden dat ik was druk met zelfde zak en nog niet gelukt. Door hulp veel mensen blijk dat somege documenten zijn kwijt.

* Ik ben geblokkeerd van [kinderopvangorganisatie] website dus ik kan geen nieuw document uit .

Door dat dit zak lang duurt, ik denk de bewijzen die daar is genoeg om naar de raad te bringen. [Kinderopvangorganisatie] probeer veel mogelijk dit te verdwijnen. Als je denk jij kan niet door gaan met de zaak door dat je gevraagd documenten kan niet vinden worden als per je volge brief, dan stuur mij de map en wat je onderzoek gedaan heb. Ik zal voor andere hulp ergens zoeken.

lk ben niet eens dat wat er is per informatie is niet genoeg voor de zaak naar de raad bringen. (…)”

2.15    Verweerster heeft op 27 augustus 2019 als volgt gereageerd:

“(…) Meerdere keren heb ik bij u stukken opgevraagd die van belang zijn voor uw zaak. Zoals vaker met u besproken, kan ik u niet verder helpen indien ik niet over alle relevante stukken beschik. Ik zie daarom geen andere optie dan om uw dossier te sluiten.

Uiteraard staat het u vrij om naar een andere andere advocaat te gaan. U kunt alsdan de stukken die u wel aan mij heeft gegeven, ophalen bij ons op kantoor. Laat u dan van tevoren even weten wanneer u langskomt? Dan zorg ik dat de stukken klaarliggen.

Verder is mij gebleken dat de door mij verrichte werkzaamheden eigenlijk onder de eerder aan u verstrekte toevoeging vallen. U kunt zich alsdan wenden tot uw vorige advocaat, zijnde L(…), om uw zaak (toch) verder te behandelen of op zoek gaan naar een andere advocaat die bereid is om de toevoeging over te nemen. (…)”

2.16    Op 25 september 2019 heeft klaagster het volgende geschreven aan verweerster:

“(…) lk ben bij het juridisch loket geweest en heb daar om hulp gevraagd. Zij hebben de zaak bekeken die u voor mij heeft behandeld. Volgens hen is de informatie die ik u heb gestuurd voldoende om een rechtszaak mee te beginnen. De 'ouder overeenkomst', die ik nergens kon vinden, zou ik u inmiddels wel kunnen toesturen.

lk ben nu al geruime tijd met deze zaak bezig, ben er vaak voor bij het juridisch loket geweest, en zij kunnen niet nog een advocaat voor mij regelen. Ook is de gemeente niet van plan om mijn nog een keer geld te geven voor dezelfde zaak. [Kinderopvangorganisatie] is overigens zelf ook nog altijd met de zaak bezig.

Kortom, ik ben het niet eens met uw beslissing om mijn zaak niet verder te behandelen op grond van de papieren die ik niet meer kon vinden. Mij is dan ook geadviseerd om u opdracht te geven alsnog een rechtszaak te beginnen, ondanks dat er een paar papieren ontbreken. Als u mijn zaak toch niet verder in behandeling wil nemen, stuur mij dan een officiële brief, dan kan ik daarmee naar de orde van advocaten. (…)”

2.17    Op 25 september 2019 heeft verweerster als volgt gereageerd op een e-mail van klaagster, waarin klaagster haar ongenoegen heeft geuit over de weigering van verweerster om een procedure te starten:

“(…) Bij e-mail van 27 augustus 2019 heb ik u het volgende geschreven:

"Meerdere keren heb ik bij u stukken opgevraagd die van belang zijn voor uw zaak. Zoals vaker met u besproken, kan ik u niet verder helpen indien ik niet over alle relevante stukken beschik. lk zie daarom geen andere optie dan om uw dossier te sluiten. 

Uiteraard staat het u om naar een andere andere advocaat te gaan. U kunt alsdan de stukken die u wel aan mij heeft gegeven, ophalen bij ons op kantoor. Laat u dan van tevoren even weten wanneer u langskomt? Dan zorg ik dat de stukken klaarliggen.

Verder is mij gebleken dat de door mij verrichte werkzaamheden eigenlijk onder de eerder aan u verstrekte toevoeging vallen. U kunt zich alsdan wenden tot uw vorige advocaat, zijnde L(…), om uw zaak (toch) verder te behandelen of op zoek gaan naar een andere advocaat die bereid is om de toevoeging over te nemen.”

Verder heb ik van mijn secretaresse vernomen dat mevrouw E(…) van de F(…)brigade op donderdag 19 of vrijdag 20 september contact heeft opgenomen met mijn kantoor met de vraag waarom wij uw dossier hadden gesloten. Zij heeft mevrouw E(…) netjes te woord gestaan en ook aan haar uitgelegd dat wij meerdere keren diverse stukken bij u hebben opgevraagd, maar deze niet of slechts gedeeltelijk van u hebben ontvangen. 

Zoals vaker uitgelegd kan ik uw zaak niet verder behandelen zonder deze stukken. U heeft mij meerdere keren aangegeven dat u vindt dat ik genoeg stukken heb. Zonder alle stukken kan mijn werk niet doen. Mevrouw E(…) heeft u - zo hoorde mijn secretaresse aan de telefoon - ook uitgelegd dat ik mijn werk niet kan doen indien ik niet over de relevante stukken beschik. Opvallend was dat ook mevrouw E(…) wilde weten of wij beschikten over de factuur van [kinderopvangorganisatie] van maart 2015, een factuur die ik meerdere keren bij u heb opgevraagd.

Mijn werkzaamheden voor u heb ik volledig naar behoren verricht. Het betreurt mij dan ook dat u thans dreigt met een klacht. Indien u besluit uw (ongegronde) klacht door te zetten, kunt u gebruik maken van onze kantoorklachtenregeling: (…)”

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij de zaak en de betaling van klaagster heeft geaccepteerd, maar daarna de zaak heeft gesloten zonder dat daarvoor een gegronde reden bestond.

3.2    Klaagster en verweerster hebben de zaak besproken en klaagster heeft daarbij stukken aan verweerster getoond. Verweerster heeft daarop besloten om de zaak in behandeling te nemen. Klaagster heeft vervolgens betaald, waarna verweerster haar ging vragen naar aanvullende stukken. Deze stukken heeft klaagster aan verweerster verstrekt, op één factuur na. Deze factuur kon klaagster niet meer vinden. Volgens klaagster stelt verweerster ten onrechte dat de ontbrekende factuur in de weg staat aan het instellen van een procedure.

3.3    Klaagster stelt dat slechts de factuur van maart 2015 ontbreekt aan de stukken waarover verweerster beschikt. De kinderopvangorganisatie heeft klaagster de toegang tot de website ontzegd, waardoor klaagster de factuur niet meer kan opvragen. Daarnaast heeft klaagster aan verweerster stukken gegeven waaruit blijkt dat ze de factuur van maart 2015 wel heeft voldaan. Het geschil tussen klaagster en de kinderopvangorganisatie ziet bovendien op de periode vanaf juni 2015.

3.4    Klaagster stelt dat verweerster eerst had moeten vaststellen of ze een volledig dossier had op basis waarvan ze klaagster kon bijstaan, voordat ze klaagster liet betalen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop staat dat verweerster in haar hoedanigheid van advocaat een ruime mate van vrijheid heeft als het gaat om de aanpak of strategie in een zaak. De advocaat bepaalt op welke wijze de belangen van de cliënt het beste kunnen worden gediend en draagt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid. Daarnaast geldt het volgende. Tot de professionele standaard waaraan advocaten moeten voldoen behoort het inschatten van de slagingskans van een eventueel aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt over die inschatting, ook indien de cliënt daar niet uitdrukkelijk om heeft verzocht. Het staat een advocaat vervolgens vrij om geen procedure te starten indien zijn inschatting is dat de procedure geen redelijke kans van slagen heeft. De raad zal de klachten van klaagster met inachtneming van deze criteria beoordelen.

5.2    De klacht houdt in dat verweerster onvoldoende heeft gedaan voor klaagster. Bij de beoordeling van de klacht zal de raad, net als de deken, de vraag beantwoorden of verweerster zich voldoende heeft ingespannen om alle noodzakelijke informatie boven water te krijgen. Daarnaast zal de raad de vraag beantwoorden of verweerster klaagster voldoende heeft geïnformeerd alvorens het dossier te sluiten. 

5.3    De raad is van oordeel dat het primair de verantwoordelijkheid is van de cliënt om een volledig en zo overzichtelijk mogelijk dossier aan te leveren. Daarbij is het aan de advocaat om sturing en hulp te geven. Het zal voor de cliënt immers niet altijd duidelijk zijn welke stukken relevant zijn en bij het ontbreken van stukken bij de cliënt is het ook aan de advocaat om zich in te spannen om deze stukken te verkrijgen. De advocaat mag echter blijven uitgaan van zelfredzaamheid van de cliënt. De inspanningen van de advocaat moeten redelijk zijn, maar hoeven niet zonder meer uitputtend te zijn. 

5.4    Verweerster heeft klaagster in ieder geval op 17 en 18 juli 2019 en op 13, 15 en 22 augustus 2019 gevraagd om stukken te verstrekken. Uit de e-mails blijkt dat verweerster en klaagster ook telefonisch contact hadden. In de e-mail van 17 juli 2019 heeft verweerster verwezen naar “eerdere e-mails” van haar aan klaagster. Verweerster heeft in haar e-mails van 27 augustus 2019 en 25 september 2019 nog eens herhaald dat zij zonder de op dat moment nog ontbrekende stukken niet uit de voeten kan met de zaak van klaagster. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de raad dat verweerster klaagster voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij stukken nodig had voor de behandeling van de zaak van klaagster en ook welke stukken dat waren. De raad neemt bij dit oordeel in aanmerking dat uit de reacties van klaagster ook blijkt dat klaagster goed begreep dat zij stukken moest verstrekken aan verweerster en om welke stukken het ging.

5.5    Verweerster heeft daarnaast bij de Sociaal Raadslieden, de gemeente en bij de kinderopvangorganisatie gevraagd om informatie. Verweerster heeft de reacties die zij van de gemeente en de kinderopvangorganisatie heeft ontvangen aan klaagster verstrekt. Dit blijkt uit het bericht van verweerster aan klaagster van 18 juli 2019. Met het doel de stukken compleet te krijgen heeft verweerster ook navraag gedaan bij maatschappelijk werk. Dat was tevergeefs, omdat het antwoord van de kinderopvangorganisatie op een verzoek van maatschappelijk werk om informatie van 11 september 2016 naar klaagster was gestuurd. Maatschappelijk werk beschikte dus niet over aanvullende informatie, die bevond zich bij klaagster.

5.6    De deken heeft erop gewezen dat verweerster nogmaals in overleg had kunnen treden met de kinderopvangorganisatie en ook met de voormalig advocaat van klaagster, om de stukken alsnog compleet te krijgen. Dit betekent in de visie van de deken dat verweerster niet uitputtend is geweest in de mogelijkheden die er waren om informatie boven tafel te krijgen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster zich echter wel voldoende ingespannen om ontbrekende stukken te verkrijgen. Dat zij meer had kunnen doen, dan zij heeft gedaan, betekent niet dat zij tot het doen van dat meerdere ook gehouden was. Gezien de inmiddels verstreken tijd, al hetgeen al eerder ondernomen was om de stukken te achterhalen en de reacties die eerdere pogingen hadden opgeleverd, heeft verweerster er in dat stadium mee kunnen volstaan bij klaagster onder de aandacht te brengen dat de stukken nog steeds niet compleet waren en het aan haar kunnen overlaten om ervoor te zorgen dat dit alsnog anders werd. De raad komt anders dan de deken dan ook tot de conclusie dat van een verzuim dat een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt geen sprake is. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.7    De raad is van oordeel dat verweerster klaagster ook voldoende heeft geïnformeerd over de (on)mogelijkheden inzake haar geschil met de kinderopvangorganisatie, voordat zij het dossier sloot. Ook in zoverre is de klacht dus ongegrond. De raad licht dit als volgt toe.

5.8    Uit de e-mail van 17 juli 2019 van verweerster blijkt dat duidelijk moet worden waarop de vordering die klaagster stelt te hebben op de kinderopvangorganisatie gebaseerd is. De stukken waar verweerster op dat moment over beschikt zijn volgens haar ontoereikend. Verweerster heeft geschreven dat zij de zaak niet kan behandelen zolang de grondslag van de vordering niet duidelijk is. In haar e-mail van 13 augustus 2019 aan klaagster heeft verweerster duidelijk gemaakt dat zij moet kunnen aantonen dat de kinderopvangorganisatie te veel opvanguren in rekening heeft gebracht bij klaagster. In haar bericht van 22 augustus 2019 heeft verweerster duidelijk gemaakt dat als zij de gevraagde aanvullende informatie niet van klaagster zou ontvangen, zij niets meer voor klaagster kon doen. Vervolgens is de strekking van het bericht van 27 augustus 2019 van verweerster aan klaagster dat verweerster door het ontbreken van de door haar als zodanig aangemerkte relevante stukken geen vordering met een redelijke kans van slagen kon instellen.

5.9    De raad is van oordeel dat verweerster van aanvang af duidelijk heeft gemaakt dat ze een eventueel in te stellen vordering moest kunnen onderbouwen met stukken. Zij heeft ook duidelijk gemaakt wat ze allemaal nodig had om een zaak met een redelijke kans van slagen te kunnen opstarten. De inschatting van verweerster was dat de vordering op grond van de stukken waarover ze wel beschikte niet haalbaar was en ze heeft dat voldoende aan klaagster uitgelegd. Uit haar reacties blijkt de raad dat klaagster de berichten van verweerster begreep. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met de berichten aan klaagster voldoende onderbouwd waarom het volgens haar geen goed idee was om op grond van de beschikbare informatie een vordering in te stellen. Dat klaagster het met deze inschatting van verweerster niet eens was maakt dit niet anders. Verweerster is in haar informatieverstrekking op dit punt niet tekortgeschoten. Het stond verweerster vervolgens ook vrij om de behandeling van de zaak te staken. Verweerster heeft zich immers voldoende maar tevergeefs ingespannen om een volledig dossier te verkrijgen en zij heeft klaagster adequaat geïnformeerd. Zij heeft van te voren voldoende duidelijk gemaakt dat zij de behandeling zou staken als de stukken niet compleet zouden zijn. Daarnaast heeft zij klaagster gewezen op de mogelijkheid om een andere advocaat in te schakelen met overdracht van de toevoeging. Ook in zoverre heeft verweerster niet gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt.

5.10    De slotsom is dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2020.