ECLI:NL:TADRSGR:2020:12 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-291/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:12
Datum uitspraak: 27-01-2020
Datum publicatie: 18-02-2020
Zaaknummer(s): 19-291/DH/DH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 27 januari 2020 in de zaak 19-291/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 juli 2019 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij ongedateerde brief ontvangen op 17 oktober 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 2 mei 2019 met kenmerk OZ017 2019 ar/ak, door de raad ontvangen op 6 mei 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 juli 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard.  De beslissing is op 3 juli 2019 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 11 juli 2019, door de raad ontvangen op 12 juli 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2019 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn echtgenote, en verweerster vergezeld van haar kantoorgenoot mr. E.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht en van de stukken waarop de beslissing is gegrond. De raad heeft verder kennis genomen van het verzetschrift en van de e-mail met bijlagen van 11 november 2019 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter van 3 juli 2019.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft de curator er niet van weerhouden om het pand aan de Rendementsweg 4E te (3641 SK) Mijdrecht te betreden.  

b)    Verweerster heeft zelf het pand aan de Rendementsweg 4E te (3641 SK) Mijdrecht betreden.  

c)    Verweerster is onzorgvuldig geweest, omdat zij in de processtukken sprak over een pand aan de Rendementsweg 4M.

d)    Verweerster heeft zonder overleg met de curator in het pand aan de Rendementsweg 4C te Mijdrecht de deur naar een andere ruimte geopend en daarvan foto’s gemaakt middels een mobiele telefoon.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.3    De voorzitter heeft de klacht van klager niet juist weergegeven.

3.4    De voorzitter heeft miskend dat verweerster onbevoegd heeft gehandeld.

3.5    De voorzitter is in de beslissing niet ingegaan op de door klager gestelde schendig van het briefgeheim.

4    VERWEER

4.1    Verweerster voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege tijdsverloop. Subsidiair meent verweerster dat de klacht ongegrond is. Verweerster heeft haar verweer in verzet gehandhaafd. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

5    BEOORDELING

5.1    Het karakter van de procedure van verzet tegen een voorzittersbeslissing brengt met zich dat er primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in de bestreden voorzittersbeslissing. De klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn en het verzet geheel of gedeeltelijk gegrond is.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden die door partijen zijn aangevoerd. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde verzetsgronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3    Omdat het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2020.