ECLI:NL:TADRSGR:2019:73 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-1041/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:73
Datum uitspraak: 01-05-2019
Datum publicatie: 14-05-2019
Zaaknummer(s): 18-1041/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over de kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  1 mei 2019

in de zaak 18-1041/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 21 december 2018 met kenmerk K237 2017 ar/smo, door de raad ontvangen op 21 december 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

De voorzitter heeft verder kennis genomen van de volgende stukken:

-    de brief van 18 januari 2019 van de griffier aan klager;

-    de brief met bijlagen van 25 januari 2019 van klager;

-    de brief van 12 maart 2019 van de griffier aan klager;

-    de brief van 15 maart 2019 van verweerder.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft tegen de verhuurder van zijn woning geprocedeerd bij de huurcommissie in verband met door klager gestelde gebreken aan de woning. De huurcommissie heeft de bezwaren van klager afgewezen. De dagvaarding strekkend tot het instellen van een rechtsmiddel tegen de beslissing van de huurcommissie is door een fout van de deurwaarder niet tijdig uitgebracht.

1.2    Klager heeft een tweede procedure ingesteld bij de huurcommissie, opnieuw in verband met gebreken aan de woning. De bezwaren zijn door de huurcommissie afgewezen op de grond dat klager het herstel van gebreken heeft belemmerd.

1.3    De verhuurder heeft klager gedagvaard en heeft betaling van achterstallige huurpenningen en ontruiming van de woning gevorderd. De achterstand in betaling van huurpenningen was ontstaan omdat klager de betaling had opgeschort. Klager heeft in de procedure in reconventie herstel van gebreken in de woning gevorderd. De vorderingen van de verhuurder zijn toegewezen, de vorderingen van klager zijn afgewezen.

1.4    Tegen het vonnis van de rechtbank is hoger beroep ingesteld. Door middel van een kort geding en hoger beroep tegen de uitspraak in dat kort geding is getracht ontruiming van de woning te voorkomen. Deze pogingen waren tevergeefs en klager heeft de woning ontruimd.

1.5    Verweerder heeft klager bijgestaan bij de voortzetting van het door een andere advocaat ingestelde hoger beroep tegen het hiervoor in 1.3 bedoelde vonnis van de rechtbank. Voor de bijstand van verweerder aan klager is een toevoeging verleend.

1.6    Verweerder heeft met klager een intakegesprek gevoerd. Daarbij was ook een andere advocaat, mr. J, aanwezig. Mr. J zou klager mogelijk bijstaan in (aansprakelijkheids)geschillen tussen klager en de in 1.1. bedoelde deurwaarder en advocaten die klager in een eerder stadium hadden bijgestaan in zijn geschil met de verhuurder. 

1.7    Op 31 mei 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden in het hoger beroep.

1.8    Op 13 juni 2017 heeft verweerder een akte met producties ingediend bij het gerechtshof.

1.9    In een op 20 juni 2017 door de wederpartij van klager bij het gerechtshof ingediend H5 formulier staat onder meer het volgende:

“(…) Door een ernstig ongeval van een collega, waardoor de werkvoorraad vergroot is, verzoek ik uw rechtbank om een uitstel voor het nemen van de antwoord-akte van één week (geen vier i.v.m. komende vakantieperiode). Dit verzoek wordt gedaan met toestemming van [verweerder] (…)”

1.10    In zijn e-mail van 20 juli 2017 aan klager heeft verweerder uitgelegd waarom hij zonder overleg met klager heeft ingestemd met het door de wederpartij verzochte uitstel. Verweerder heeft onder meer het volgende geschreven:

“(…) Uw verontwaardiging is invoelbaar. Een andere kant van de situatie is dat de advocaat niet van mijn toestemming afhankelijk was om uitstel te kunnen vragen. Naar mijn inschatting zou bezwaar van mijn kant niet hebben verhinderd dat het verzochte uitstel vanwege de aangevoerde, bijzondere omstandigheden, hoe dan ook zou worden verleend. Hierom heb ik als uw advocaat, maar ook als collega van de advocaat van de wederpartij, nodig en mogelijk geacht aan het verzochte uitstel mee te werken. Naar mijn overtuiging heb ik uw belangen hiermee beter gediend dan, zoals u zou hebben gewild, te staan op het tijdig indienen van de akte, wat ongetwijfeld de werkrelatie in deze zaak met de andere advocaat zou hebben aangetast. (…) Allicht had u prijs gesteld op voorafgaand overleg en ook dat kan ik goed volgen; mogelijk had ik u dan van mijn voornoemde standpunt kunnen overtuigen. Evengoed zou mijn beslissing, waartoe ik mij als uw advocaat vrij heb geacht, dezelfde zijn geweest. (…)”

1.11    Op 29 augustus 2017 is namens de verhuurder een antwoordakte ingediend bij het gerechtshof.

1.12    Op 14 september 2017 heeft verweerder klager laten weten dat het gerechtshof de gelegenheid heeft gegeven om te reageren op de producties bij de antwoordakte van de verhuurder, uiterlijk op 10 oktober 2017. Op de rolzitting van 10 oktober 2017 heeft verweerder namens klager een akte met bijlagen ingediend.

1.13    Bij e-mail van 18 oktober 2017 heeft klager verweerder gevraagd om zijn werkzaamheden te staken. Verweerder heeft zich vervolgens als advocaat onttrokken, echter nadat hij aanvullend had gefourneerd.

1.14    Bij brief van 20 oktober 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.15    In zijn e-mail van 23 oktober 2017 aan verweerder heeft klager gevraagd om toezending van het procesdossier. Klager heeft in de e-mail het adres opgegeven waar hij het dossier wenst te ontvangen. Verweerder heeft nog dezelfde dag geschreven dat hij het fysieke dossier en een usb stick met het digitale dossier naar klager zal sturen. Verweerder heeft verder geschreven dat hij zich bij het gerechtshof zal onttrekken als advocaat van klager en heeft uiteengezet wat daarvan de gevolgen zijn. Verweerder heeft tot slot het volgende meegedeeld:

“(…) Nadat ik mij onttrokken heb, zal ik geen termijnen voor u bewaken. Mocht ik van enige zijde een voor u bestemd bericht ontvangen, dan zal ik dat aan u doorzenden. Voor het overige zijn na mijn onttrekking mijn werkzaamheden beëindigd. (…)”

1.16    Op 24 januari 2019 heeft het gerechtshof arrest gewezen.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij is tekortgeschoten in zijn bijstand aan klager. Klager verwijt verweerder in het bijzonder het volgende.

a)    Verweerder heeft niet het volledige dossier van klager verstrekt aan het gerechtshof en evenmin aan klager zelf na beëindiging van de opdracht.

b)    Verweerder heeft de belangrijkste stukken uit het dossier niet (tijdig) aan het gerechtshof overgelegd.

c)    Verweerder heeft zonder overleg met klager “toestemming verleend aan [de verhuurder] om tot uitstel van het arrest te komen”.

d)    Verweerder heeft veelvuldig door klager gestelde vragen niet beantwoord.

e)    Verweerder heeft klager niet op de hoogte gesteld van de data waarop zijn zaak voor arrest stond. Het arrest is enkele malen door het gerechtshof aangehouden en volgens klager is verweerder “er 1 van de oorzaken van dat dit zo loopt (tijdsverlies)”. Verweerder heeft zich bovendien niet als advocaat onttrokken aan de procedure van klager bij het gerechtshof.

2.2    De stellingen die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken. 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht bevat een veelheid van verwijten van klager aan verweerder. Klager heeft echter slechts de hiervoor zakelijk weergegeven verwijten als klachten ter beoordeling aan de tuchtrechter voorgelegd. Voor zover klager heeft bedoeld ook nog andere klachten ter beoordeling aan de tuchtrechter voor te leggen, geldt dat hij niet heeft voldaan aan zijn plicht als klager om dit duidelijk en ondubbelzinnig kenbaar te maken.

Klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder heeft aangevoerd dat het dossier van klager “versnipperd” was, omdat klager zich al door diverse gemachtigden had laten bijstaan. Verweerder heeft veel moeite gestoken in het bijeen en op orde krijgen van het procesdossier, maar is daar wel in geslaagd. Voor het comparitiearrest heeft verweerder het procesdossier aan het gerechtshof overgelegd (gefourneerd). Na de laatste antwoordakte van de zijde van klager van 10 oktober 2017 heeft verweerder aanvullend gefourneerd.

4.3    Gelet op dit verweer van verweerder heeft klager zijn stelling dat een onvolledig dossier aan het gerechtshof is verstrekt onvoldoende feitelijk onderbouwd. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.4    Volgens verweerder heeft hij, nadat zijn werkzaamheden voor klager zijn beëindigd, het gehele dossier gestuurd naar het laatste door klager aan hem verstrekte adres. In het pakket bevond zich een usb-stick met daarop het gehele digitale dossier zoals aangelegd door verweerder. Dit verweer vindt steun in de op 23 oktober 2017 tussen partijen gewisselde e-mails. Ook op 1 juni 2016 en op 12 januari 2017 zijn volgens de onweersproken stelling van verweerder kopieën van het procesdossier naar klager gezonden. Dit betekent dat klager ook de stelling dat hij het procesdossier niet volledig van verweerder heeft ontvangen onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Ook in zoverre is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5    Volgens het op dit punt onweersproken verweer heeft verweerder een memorie van grieven opgesteld en, na overleg daarover met klager, ingediend. Verder heeft verweerder een akte opgesteld en, eveneens na overleg met klager, op 10 oktober 2017 ingediend. Beide processtukken zijn voorzien van bijlagen. Gelet daarop heeft klager zijn stelling dat belangrijke stukken niet door verweerder zijn overgelegd aan het gerechtshof onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.6    Verweerder heeft erkend dat hij zonder overleg met of instemming van klager akkoord is gegaan met het uitstelverzoek van de advocaat van de verhuurder voor het indienen van een antwoordakte.

4.7    Naar het oordeel van de voorzitter was het beter geweest als verweerder klager van tevoren op de hoogte had gesteld dat hij zou instemmen met het uitstelverzoek. De grond voor het uitstelverzoek en de duur van het uitstel (een week) in aanmerking genomen, is klager evenwel door de gang van zaken niet in zijn belangen geschaad. Van een gedraging die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt is geen sprake en klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.8    Tussen partijen is niet in geschil dat klager verweerder veelvuldig vragen heeft gesteld.

4.9    Volgens verweerder was sprake van vragen “onder uitgebreide aanvoering van voor de zaak irrelevante of reeds medegedeelde informatie”. Volgens verweerder heeft hij de vragen, voor zover deze de zaak betroffen die hij voor klager behandelde, beantwoord. Daar waar klager in herhaling viel heeft verweerder kort gereageerd of terugverwezen naar eerdere berichtgeving. In het licht van dit verweer heeft klager onvoldoende feitelijk onderbouwd dat verweerder nieuwe en relevante vragen onbeantwoord heeft gelaten. Klachtonderdeel d is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.10    Verweerder heeft op verzoek van klager zijn werkzaamheden gestaakt. Op 23 oktober 2017 heeft verweerder uiteengezet wat de gevolgen daarvan zijn en heeft hij klager laten weten dat hij geen termijnen meer zou bewaken. Gelet daarop treft het verwijt van klager dat verweerder hem niet op de hoogte heeft gesteld van de data waarop (mogelijk) arrest gewezen zou worden en van de aanhoudingen van die data geen doel. De voorzitter voegt toe dat de omstandigheid dat het gerechtshof het arrest een aantal malen heeft aangehouden zich buiten de invloedssfeer van de behandelend advocaat bevindt, nog daargelaten dat verweerder zich in deze zaak had onttrokken. Gelet op dit alles is klachtonderdeel e kennelijk ongegrond. 

Slotsom

4.11    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 1 mei 2019.